88 RE R U M N A T U R A L I U M
nìcum Serpentibps etiam & Lacertis inhiare, adeoque hunc in finem creata effe animantiura v«ia gMcra,
fibi ut mimo in efcain cedcrcnt. Piflura ejus ex albo & rubro compofîtas qaafi catenas. & annulos,
rcfert: id vero, quod rubrumeft, pundis n.gticantibus, ex artedigeftis, variegatur.
N u m . 8. Serpens, minor. Orient dis, cauda acuminata.
Supra fufci eft coloris, flavi fubtùs, totamquc, á capite ad caudx usque exortum, punfta nigra, per
feries ordinata, diftinguunt. Cauda acutiflimè terminata, acus inflar riget.
N u m . 9. Lacertus, Americanus, lemnifcatus.
Dotfum ejus verficolores ornant txniar; dum caudam annuU ambiunt, fquamarque infignes, albi,
tegunt caput. Cxterùm totus colore dilutè ceruleo perfundatus eft.
N u m . 10. Locufia Americana.
Singularis ha:c Locuftx fpecies cucullum quafi monachorum, coloris flavi ad cervicem gerir. Sat
u r a í Z u s rubor, ex albo elaboratus, cxtera^ngit. Caput, Cabal ini a^mulum bma fert cornicula.
Seni funt pedes. Junioribus Armodiüis, aliisquc Animantibus m pridam cedunt Locultx.
T A B U L A aUINaUAGESIMA ET aUARTA.
N u m . I. Armodillus, fquamatus, major, Cetlmicus, fm Biabolus Tajovanicus
diéìus.
Brafilienfibus Tatoe audit hoc animai, Hifpanis ^ .Wi / fo, Tavanenfibus, & aliis populis O^^l '^us ,
P^niioelh^, qua: vox toW«/»«« notât ; fiquidem Armodiltus, hominem aut feras alias, obfervans,
in foboifm V a f i p.lam fefe mox contr.ohat, capite, & cauda tantopere ventrem verfus addugl i , ut
conlpici eorum queat nihil. Quin & fic conglobatus, inque dorfum reclinatus, dormite dicitur. Ex
infufeCeilonenfUfthunc, liquori Arak immerfum, accepimus. Prona e,us fu^erficies omnis, tum &
OS & oculi, cum auribus, alba, mollique, veftiuntur pelle, tam fquamis, quam pilis, nuda: fuperna
auiem corporis pars, à capite usque ad extremum cauds acuminatum, fpadiceis tegitur Iquamis, duris,
offeis cornu, vel tegmen Teftudinis referentibus. Inter majora Ammalia, qua; exliccata in noftro Mufeo
affervamus, ArmdUU funt, ultra fex pedes longi, craflaTimis, valdeque magnis, & latis, muniti
fquamis, quas fclopeti idu ne kferis q^uidem, utpote, ferri inftar, g l o b ^ fclopet^em repelientes. Inde
eft quod toí»Lr<«>W«xadpenetur hoc animal; quum ab aliis feris, ob fquamarum duritiem,
k d i n'equeat. Tuniorum fnuaraoe flavK funt, adultiorum fpadicex, tandemque in fenio magis magisque
liturantur SinVuLis inter fquamas, pulchro ordine digeftas, aliquot eminent pih, longi, letacei, per
lotam corporis fupinam faciem, capite, ôc cauda, exceptis. Caput in anguftum convergir & tenue
V I E R EN V Y F T I G S T E TAFER-EEL.
Num. I. Groot gefchuhdt Ceyìmfche Armodìì, of
Taj(m}aanjche Vuhel.
nhe Duivel 00k op flangen cn hagediflen aaft, cn dat hct eene
dier tot onderhoudt vanTict andere dient en gefchapen is. Zy is
rood cn wit kctting- cn ringsgewyze fraai getckent, met zwarte
Hippen in 't rood, als in ordcr naar de kunS gedaan.
Nura. 8. Klein Ooß-Indifih SUtigetje, met een
funtigeit ßaart.
Dit fraaic nangctic is van boven bruin, en van onderen gcd,
Ovcral met zwarte ilippen lynswyzc van 't hoofdt tot aandeopening
van den Haart getelient. Hct ñaartje is heel puntig, cn 20
ilyfalsecnnaaldt.
Nuni. <). Weß-Indifch Hagedisje.
Hct zelvc is met verfcheidc verwen van bändtjcs over den mg
ccfiert,metecngeringtñaartjcjzvnde'thootdt met grotc,witle,
Fchobbcn gcdckt. Voorts is het "gchcel licht blaauwvcrwig.
Num. 10. Wefl-lndifche Spr'mkhaan.
Dit byiondcr foort van Wcll-Indirchen Springhaan vcrbceldt
ten monnikskap op den nek tc hebbcn, cn is geel van verwe.
Verdcr is hy heel hcog rood, met wit uitgcmonltert, hebbende
twee horenties op 't hoofdt, en zes poten. Het hoofdt gclykt
naar cen paardehoofdt. De Springhanen lyn tot ccn prooi van
de jongc Armodils, cn andere gedicrten.
In Brazil Wordt dit dier Tatoe, cn by de Spanjaardcn jlmodith
gchctcn. By de lavancn en andere Ooftcrhngcn draaet het den
naim van PdnggoeUng, ia is Rollir, am dat hct licH, als hec
menfchen of dicren gcwaarwordt, in ccn rondc kloot zamcnrolt,
brcngcnde zyn Hoofdt en ftaart 20 digt onder zyncn buik,
dat daar nfcts van te zicn is. Ook zegt mcn, dat het in cen gcrolt
op zyn rüg legt te flapen. Dezen hebbcn wy yan Ceylon m
ccn vlefch, m« Arak gcvult, bckomcn. Des zclfs ondcrdecl,
van 't hoofdt af, nevcns de bck , de oogen, ooren en buik, zyn
wit cn zacht van huidt, zonder fchobbcn en haair; het bovenlyf,
van 't hoofdt tot ovcr den puntig toe lopcnden ftaart, is tnct kaftanic
bruine fchobben gedckt.hard en becnacht.g,als koiTct,of
dckfels van Schildpadden. Wy hebbcn ondcr ons groot,droog,
enopgezetgcdicrtcjdieover de zes voctcn lang zyn, met zeer grotc,
JiSkc cH brede,fchobben belegt,daar mcn met fchietgeweer,
of kogels ecen fchadc aan kan tocbrcngcn, alzo de kogcls,ab op
yzer, daarop afftuitcn. Dit dier draagtdcrhalvcn den naam van Taja-
•waa«rch,no(TarwaanfchmDuivel,om dat gccn ander d.erhctzclvc
hinderlyk kan zyn,wcgcns zyne hardc lchobbcn,dic,als dcze
dicren nog jongzyn,geel, methunncngroei l.cht kalW-bru.n,
cn in hunnen oudcrdom donker brum worden. TulTchcn icder
fchobbe, die alle in gocde ordcr geregelt of gefchikt zyn, körnen
ccniee lange haairen, als varkcnsborftcls, uit ftcken, tc wctcn
ovcr % bovfniyf, miar nict over 't hoofdt cn den ftaart. Het
hoofdt looptfmaloffpits toe, met ccn kleinen bck, gemecnlyk