4 6 R E R U M NATURALIUM
elaboratum, & tornando orifidum extra verfum gerens : inde propendent tres fafciculi, ex certi quidam capillacei
fubftantia, tanquam contortis filis fericìs tenuiflimis, conflati; quorum capillorum finguli, filajneijds
fubtiliifimis circum obfiti, caules pennarum amulantur. Fafciculi hi fuperius, ubi ex theci emerg
u a t , miro artificio quafi nodati, fmguli, ad alterum tlieca extremum coecum , funiculi ope firmantur.
Vid. lit. A , ubi corpus hoc collocavimus, quippe digniiTimum, quod attento oculo pcrluftretur.
Sub lit. B idem exhibetur fubtus confpiciendum. Ad extremum fafciculorum foramen hiat, per
quod nutritius humor attrahitur. In ambicu theca: utrinque longi porriguntur exigui quafi pedes, ad latera
denticulati, fubtus vero vermium, ventri inhirentium, fpeciem pri- fe ferentes. Fafciculi (pcniculamenta
vocant incolx infuk D. Thom.) fubtus in unum coaluiiFc videntur, dum fupra peculiari quilibet
nodo fubligatus, ab alio diftinguitur.
N u m . 3. Ulmi facie, Arhufcula, jEthiopica, ramulis alatis, fortbm furpurafcentihus.
Hort. Beaumont.
Florum è medio furgit tubulus campaniformis, plurima ftamina, flavefcentia, apiculis rubellis coron
a t a , protendens. Calicuh florum numerofiiEmi, & denfa, lucidaque folia, ferrata, dilute viridia,
undique obfident hancce arbufculam, vifu ob id jucundiflìmam. Floruit illa in ditiffimo Horto Beaummttano
anno i6¡,o , ubi ad vivum delineata, & coloribus illuftrata, meas pervenir in manus.
N u m . 4. Arhufcula Portoriccenfìs, laóìefcens, foliis Quercinis, fpinis gemellis ad
fmgulorum foliorum ortum exafperata. Hort. Beaumont.
Pulchra hicce arbufcula cuinam veniat accenfenda familii ? fané ambigo : effigies enim, quam poifid
e o , nec floris ullum, ncc fruftus exhibet veiligium. Folia in eo folùm à Quernis difcrepant, quod in
acumen, longius porredum, deiinant. Cortex ramufculi fuprà fituratè cinerei eit coloris, eiusdemque
dilutioris verlus inferiora.
Num. 5. Frutex, jEthia^kus, Alaterni foliis,
Hujus meminit Breynius in Fafciculo rariorum flamarum, qui videri poteft.
N u m . 6. Ficaides, Jfra, ercBior, folio CalenduU, fiore aureo.
E o hanc Plantam nomine infignivit Clarilf. Boerhaavius in Ind. alt. Plant. H. L. B. Breynius Cent
pag.^ i f io. eam defcribit fub titulo Chryfanthemi, Aixoidis, Africani, pimi, f. latifoUi, quorfum Ledorem
Num. 7.
de kunil uitgewerfct cn aan de opening ultgedraait is, waaruit
drie bundeltjcs hangen, als of het fyiie gedraaide zyde was, beftaande
iiit zckere haairachtighcit, om zo te fpreken, alzo dk
haairije rondom mct zeer fync vefeltjes bczct is, gelyk een pennefchaft.
Boveil aan de opening zyn zy künftig als geknoopt,
bittende elk in 't byzonder aan een llreng van het toe-einde vaft.
Zie let. A , alwaar wy dit gewas geplaatil hebbcn, om dat hec
waardig is om met aandacht befchouwt te worden, ßy let. ß is
het zelve zo gertelt, als het zieh van onderen vertoont. Aan het
kwaft-of bundels-eiade vindt men eene opening, daar het zyn
voediel door trekt. Rondom aan weerzyden zyn kleine lange polen,
die aan de kanten zaagswyze uitfteken ,cn zieh van onderen
als wormcn, die längs den buik zitten, vertonen. De bundels,
oFkwaften, gelyk het de inwoonders van St. Thomas noemen,
fchynen van onderen maar een kwaft te zyn, en zyn elk van boven
als in 'c byzonder afgeknoopt.
N u m . 5. Tak •van een Heeßer-ge'was , genaamt
Gytehaart, uit Ethiopie, met furperachtige hloemen.
U i t den tuin van den Hre. Beaumont.
Uit 't midden van dit boomgewas komt een kokertje met
vele kleine geelachtige fpiertjes, en kleine rode knopjes, te
voorfchyn. Voorts is het vol bloemknoppen , en alom bezet
met dikke en glanzige licht eroene bladen, die rondom ingekurven
zyn, en zieh zeer fierlyk venonen. Het heeft geblocit in
den ichonen kruidhof van den Heere Beaumont in 't jaar i6po,
en is naar 't leven fierlyk getekent, en met verweil atgezet,
myne handen gekomen.
Num. 4. Heeßer-genua! 'van Porto-Rico, met langt
puntige àoamen ,t'u>ee aan tiuee zittende, daar de hladen
aan de zyde by uitfchieten. Uit den zelven tuin.
Als 'er iets vanditHeefter-gcwas wordt afgebroken,looptdaar
een melkachtig voeht uit. Ik ben in twyfM waar onder dit
boomtje forteert, tenvyl myne aftekening nog gcen vrueht vcr-
De bladen gelykcn ilaar die van Eiken, behalven dat zy van
voren met een lange punt uitfchieten. De fchors van den tak ij
donker afchverwig naar boven, en naar bcneden licht afchverwig.
Num. 5. Ethiopifih hoomtje , met Haden als
de Alaternus.
:nna ta Faß, Plan-
Num. e. Opßaand Afrikaanfch Ficoides (of vygachtig
gewas ) met bladen en hloemen gelyk die
'van Gouds-hloemen.
De vermaarde Hr. Boerhaave heeft deze plant in zyn Ind. alt.
PUnt. H.L.E. dus genoemt. Breynius befchryft de zelve Cmt.
pag. lío. met den naam van Chryfanlbemum,Aizoiäis,Jfrkamm,
frimum, f. ¡atifalium, waar heen wy den Lezer wyzen.
Num. 7.
I í|í i
' If I!