1 7 4 . R E R U M N A T U R A L I U M
T A B U L A C E N T E S I M A E T D E C IMA .
N u m . I. Serpens Uniolis Çf catenulis ornata..
A d latus utrumque ventris toeniolx deciuruni nigra:, catenarum in modum claboratie. A capite ad
caiidam usquc,pcr ipinam dorfi,lemniiciis procenditur iâturatc rubicundusj quem inter & catenatam ta:-
niam dilute carruleus regnat color. Scjuam^e ventrales; dilute flavx, binis iìnguis pundtis rubris, tanquam
ocellis, notantur. Caput partim dilute c;Erulcicit, partim rubet.
Num. 2, Serpens, Americana, ekganicr marmoris in modum njerpcokr.
Squamulx minuta, iâturatc luteìE, ipadiccis quafi flammis variegantur. Ventris iquamas fi mi lis ex
fuÌco albo variegacio oraat. Caput ininutis tegitur fquaniulisj iàturatè luteis. Cauda acutillìmè terminât
ur.
N u m . 3. Serpens ex Guinea, Leucophaea, ex fufco macnlata per [upernam
corporis faciem.
Squami ventrales prorfus albicant. Capitis & fuicus, & Leucophius, color dibtior cit, quanj
doriì.
N u m . 4* Lacer tus, Americanus, fingnlaris i mas.
Pictura elegantiflìma totum ejus corpus inveftic. Squamulc tenues, iàturate virides, punitis oblongis
&: rotundis,nigricantibus,aliisque ocellis quafi albicantibus interiperfis,ordine concinno per ièries digeftis,
à capite ad caudam usque, <juin ipfis in femoribus & pedibus, denfillimè obferuntur. Cauda
lingularisj longiilìma, Se tenuiirime terminata, annulis circulata, maculis Ìàltem nigris ornatur.
N u m . Lacerta, Americana, fingularisi foemella prioris.
Magnitudine, habitu, colore, cura priore convenir, excepto, quod inter punita corporis fijpini nigricantia
haud confpiciantut albicantes illi ocelli j fed contra venter nigris & albis maculis varicgetur. Femora
pedesque nigris maculis circularibus, Tigrinomore, diilinguuntur. Cauda habitior, longa, pariter
annulata, maculis oblongis, nigricantibus, ad finem usque gaudet.
N u m . 6. Avis Gonambucho, Americana.
H ï c Avium fpecies Surinami fi-equentiiTima, Alauda noilratis magnitudine & habitu, Philomelx inftar,
fuaviffimè canit. Plumx dilute g r f e funt. Penns remiges, introrfum albar, extus griiear, rubri
quid intermifti exhibent. Alarum fuperiora, pedtus. Se cauds facies fuperna, pennis quoque pro parte
rubellis
H O N D E R D EN TIENDE TAFEREEL.
Num. 1. Vreemde Slang, met fnoertjes gelyk een
znjiarte aan een gefchamde kett'mg aan iveerzyden
njan den buik geßerT,
Van'thoofdt tot aan den ftaart, bovcn over den rug, loopt
een hoog-rodc bandt tuflchen beide van den rug toc aan den
bandt van de kcttìng licht blaauw. De onderlyflche fchubben
zyn licht gcel, met twee rode ßippels,als oogjes,op elice fchub.
Het hoofdt is licht blaauw en rood. '
Num. 1. Fraaìe Weß-hidifche SÌang, ßerlyh
Over de kleine donker eele fchubbetjes is zy met cen bruine
cnarmering als gevlamt. Debuikfcfaubben zyn mcde wit en bruin
gemarmert. Hct hoofdt heeft kleine donker gele fchubbecjes.
De ftaart loopt geheel puntig toe.
Num. j. Guineefch Slangetje, afûh'graawwy met
hrede bruine "vlakken over het ganfche bo^enlyf.
De ondcrlyflche fchubben zyn geheel -wit. Hct hoofdi is lichter
bruin, en afchverwiger dan het bovenlyf.
Num. 4. Ongmene Hagedh uit de Spaanfche Weß-
Jndien, zonderlm^ fierlyk zetekent omev haar tehelelyfi
^ " •
De kleine fchubbetjes zyn donker grocn,met zwartelangwerpige
cn ronde ftippcls als overzaait, met witte ronde oogjes vermengt,
en in ordcr reigswyze gcfchikt van 't hoofdt tot aan den
ftaart, als mcde over de fchinkels cn poten. De ongcmcen lang
en dun toelopendc ilaart is geringt, en aliccn met zwarte plckjes
gcfiert. '
Num, 5. Ongemene Hagedis uit de Spaanfche
i^eß-Indien ^ het 'wyfje "van de 'voorgaande.
Act is byna van eenc grootte cn gedaantc, als 00k van eene verwe
cn tekcning, als de voorgaandc, uitgcnomen dat dezcgeeii
-Witte plekken tulTchen de twcc zwarte over het bovtnlyi- heeft}
maar in 't tcgeiideel witte en zwarte plckkcnondcr den buik, De
fchinkels en voeien zyn met ronde zwarte plekken als getygert.
De fierlyke lange ftaart is mcde als geringt, met zwarte langwerpige
plekken ten cindc.uit.
Num. 6. Weß'lndifche wogel, genaamt Gonambucho.
Dit foort van vogclen vindt men zeer vecl in Surinan)c, zynde
zo groot als onze inlundfchc Lecuwerikkcn, daac zy 00k wcl
naargeiyken, zingcnde ooklieffelyk en helder, als ccn Nachtegaal.
Van Vetren zyn ze licht graauwj de vlerkpennetjes naar
bionenwaarts wit, cn naar buiten eraauw, met rood vermengt.
BoveaaÄn.de.wiekcn, over de borit,cn achter bavcn den ftaarr,
zyn