
T H E S A U R U S . m
Num. 6. Ramus Fasnoki ; feu Namra, Japónica.
Ligno confiât refinoiô duroque hare Planta, &; folia promit, Salicis fere a?mula, I añora tarnen,
craíTisque & tcnacibus nervis fuíFulta. Taponix incolx Majo menfe extimum hujas arboris conicem
fíndunt, quo de vulnere circa Jimium effluit gummofa fnbíhntia nigricans, ^iíTuni fyrupum, brun
u m , rcfèrens : nane colledtam ollis,iëu cupis munctis rccondunt, affuib defiiper è fructibus exprcflo oleo,
o l i v o ílmili ; quo multos in annos coníervatur. Ucuncur aiuem eo Japonii loco Laccx, uri vocant,
qua tabulata imbuuntur. Primo nimirum innatans ci oleum accurate dccapulant, cumque de Gummate
quidquam fuper Porpbyritem cousque terunt, donec pellicularum & grumorum nulla Uiperfint vciligia ;
quin ne iìc quidem contenri, prxparatum ita gummi per linteum fubtilc trajiciunc. Quo fa£to tabuler
hoc illinunt, lentiiFimè exficcandum : reccns vero illitum dilucè ^adicei eft coloris, at ubi vento expofit
um iìcceicit, in iàturatam nigredinem vergic. Quando figuras animalium aliarumve rerum dillindis coloribus
fmiul in rabula exprimere animus ei l , has fuper eädem Gummi iam incruftatâ pingunt , piílamque
auro dein obducunt, &c verficolore metallica: materiel limata: pulvere {Bronze vocant Galli) coníperg
u n t , tumque reponunt, donec exficcetur. Quandoque &: ubi vividifTimam dofiderant piduram, bis
terve novis eandem coloribus imbuunc. Quin & iterato novi pigmenti illitu,quas volunt,pidura: partes
cminere ficiunt, auro dein obducendas. Sicciiïimum dein opus hoc fricando larvigant, perpoliuncque
eousque, donec fplendore debito corufcet. Tantum de hac arte per literas, ex Japonia transmiifas, nobis
innoEuit. Nmnrak iftud, à N . Societate Indis Orientalis ita appellatum, in cupis, aut biiedis doiiis hiic
transfertur, ligneo, craíTo tedum operculo, tenacique iemper obdudum pelle, de ipfa Gummi macerie
concreta, fub qua illud fpiífi inílar Bituminis hxret. Eo, quafi Lacca, obduci Charta Auguila potell,
uc literas haud transmitcac, prouc experimenco capto nobis confiât. Arboribus etiam carie cancrove exefis
Gummi hoc ufui eft, dum iis illitum tollit quidquid morbofum eft.
N u m . 7. Formica J maxima y Americana.
D u m arbores ha: conícendunt, Aranearum, quoe venantur eas, fiunt pabulum.
N u m . 8. Formiche, 'volantes^ Americana.
Harum plurima: dancur fpecies, fudo è floribus arborum ftudibusque pabulo, Apuni inflar, ièic
fuftencances. .Quin & araneolas infedancur, quas vel propriis in telis prehendunt, hacque occafìone ì
grandionbus rurium arañéis fxpiuscule obrutx, harum viciflim in prxdam cedunt. Alis aucem primicus
oihx hx Formicx' per cerram rcpunt, poilea demum in Scarabxos volantes transforman tur.
T A B U L A SEPTUAGESIMA.
N u m . I. Scorpio, maximus, Brafilienßs.
D e his prolixe egimus in Ptolegomenis. Secundum inter Ôc poftrcmum caudx articulum bina
Num. C. Tak njan Fasnoki , of Namra,
l'an Ja^an.
Zy hcbben ecn harsachtig hard hour. De bladeren komen mec
de inlandlche Willigebladcrcn byna overeen, maar vallen wac
broder, en zyn dik cn fterk geädert. In de maandt May hakken
de Japonezen door de eerllc oaft van dezen boom , en dac op ver-
Ichcidc plaatfen , waar uic in de maandt van Juny een zwarte
fomachtigcfiibltantie,gelyk de dikkcbruinefyroop,voortkomt,
ic zy vangen, en in lenone potten en tobbens doen, met uitgeperlte
olie van vruehten, als booraolie, overdekt. Dus blyft
de zelve vele jaren good. De Japonezen gebruiken deze gom tot
hunne lukwerken. Eerll neraen zy 'er de olie zuiver af, en doen
van de gom op een vryfrteen, om ze fyn te maken, zo dat 'er
noch Vellen, noch klonters onder blyven. Ten overvloedt perffen
zy ze nog door een fynen linnen doek. Dit gedaan zynde
ilryken zy de zelve over hct hont. Zy droogc zeer langzaam:
by het overitryken is hct licht bruin vanverwe, maar befterft
donker zwart, als hec in de tocht of windt te drogen wordt gezet.
Als zy andere verwen daar onder mengen, en figuren, of
becften willen maken, fchildercn zy de zelve over het verlakte:
Zy vergulden daar over heen , Itroojen daar veelderhande verwen
vail brons, als hct eerlt overfchildert is, op, en laten hct
indrogen. Zomwvlcn fchildercn zy hct twee of drie malen over,
om hec fraai te hebbcn. Ookverhogcnzyhct,methetmecrmalen
te overfchildcrcn ter plaatfe, daar zy eenige verhevenheit willen
hcbben, om daar over lieen te vergulden. Als het wel droos
geworden is, polyllen zy hot met vryven tot dat het zyn glanfcï
bekomt. Tot dus vene is 'er ons de ' " " ' ' '
z bcfchryving van uit Jaj3i
gczonden. Ticzo Numrak, gelyk hec b .c . y d-e E- d. Ooíl-Indiíciclh e
aatlchiippy genaamt wordt, komt in tobbens, of halve vaten,
:t een houtcn dikken boom overdekt,en is altydt met een dik"
ke huidt, of vlies van de zelve gom overtrokken, waar onder de
gom, als dikke teer, legt. Men kan daar fyn poftpapier medc
verlaicken, dat het niet dooHlaat, gelyk wy het zelf ondervonden
hebben. Deze gom is ook dienftig voor bomen, daar verderf,
of kanker aan is. Men heeft ze daar maar mede te ilryken,
om 'er 't kwaadt uit te halen.
Num. 7. Allergrootße foort wan IFeß-lndifche
Mieren,
De zelve lopen tegen de bomen op, en ftrekken tot voedfel
der Spinnen, die ze vangen,
Num, 8. VUegende Mieren uit Amerika.
Daar zyn ook vele foorten van. Zy trekken haar voedfel uic
de bloeflem der bomen en vruchten, gelyk de Byen. Zy aazen
op kleine foorten van Spinnen, die zy in haar webbe vangen,
waar door zy veel ten roof van grote foorten van Spinnen verrafchc
worden. Dit foort zyn eerlt kruipende Mieren gewcelt j
maar zy veranderen door den tydt in vliegende Torren.
Z E V E N T I G S T E TAFEREE L.'
Num. I. BraxUiaanfche Scorfioen, man het grootfie
foort. .
Wy hebben in ons Voorberecht brcder daar van ge'proken,
TuiTchcn hcc twcde en laatlie lidt van den ftaart vcitonen zieh
Ee 1 nvee
m