• T H E S A U R U S .
Num. 12. Vipera, Indica, ex Java¡ feu Coluber de Jararaka.
Pigmentum ex fuíco fubrufum, intermixto albo variegatumj per corpus régnât, ^uam^, dilute albicantes,
majuículx, minoribus aliis, ipadiceis, intertextx, catenam veluti formant per doriìim proteniàm.
C a p u t , late tumens, iucidis oculis, vultuque feroci horret. Medicato tamen ufui inièrvit; plcrunii^ue
autera Viperarum bocce genus íub Acacia iubièquentis frutice delitefcit, quam ideo fubjunximus.
Num. 13. Acacia, cornuta, Indix Orientalis.
Planta h i c in Indiis Orientalibus, unde ramulus bìc nobis transmiffus eft, in maximam excrefcens altitudinem,
procera arbor evadit, plurimis armata fpinis, acutis, Boum cornua refèrentibus, quarum
maxima; ramorum bafin obfident eâ, qua fub lit. A , B , exhibemiis, formiì: minores in apicem definunt
acutiflìmum, acui fere, aut majorum Scorpionum aculeo, fimilera. Ahah. Mmningius Fol. 54 banc
plantam deícribit: & Francifcus Hernandez, Nom. Plant. Mexican, fag. Si, nomine Hoitzmamaxali, Ceu Rami
arhoris cornigera, Acacia ßmilis , Tamarindi ßore, earn iniìgnit, addens, in .i^ìgypto quoque illam provenire.
T A B U L A S E P T U A G E S IMA ET PRIMA.
Num, I. Rana, Americana, njeficarìa,
Nomen hoc gerit, quia utrinque ad maxillam inferiorem poílcas habet binas vefìcas, inftar tibian utricularis,
lie. B hîc notatasi quas aere replet, dum ferventibus arñatis diebus, poil foli s occaíum, coníuetum
melos íuum coaxac; aërem enim tunc aiternatim in has atcrahit, rurfusque efflaCj ut voccm fuam
tanto magis intendat, & iono huic harmoniie ipeciem concilier. Amant cantilenam hanc ruricola:, quum
auram ferenam prxfagiat utplurimum. Frigida & pluviofa tempeilace filent ha:c animalia, inque fundo
latitant. Moleftiilimus interim efl: clamor nicce calidarum regionum incolis. Nec Ranis omnibus dati
funt hi utriculi : attamen & hisce in regionibus eft reperire, his qux gaudent, licet minoribus multò,
q u am funt Americanarum, quas.Ôc elegantior ornat pidura prx noftratibus. Hxcce dilucè lutea, rubris
d i f t i n d a maculis, latos gerit ungues, Coclilearia: foliis fimiles, extremos qui digitorum articulos terminant.
Lingua maxilla: inferiori accreta eft, ad ridtus partem anteriorem, uci lit. A notât, libera interim
à parte pofteriori, cantò ut melius verum in coaxando ionicum formare pofllt: ita certe reperitur conftituta
in toto Ranarum genere. Aures indicat lit. C.
Num. 1. Rana, Americana t ßmilcs hahens utrículos i mas prioris.
Quoad formam & colorem vix quidquam datur in hac diicriminis, nifi quod longior ilt & magis ex»
tenía.
Num. 3
Num. 1 r . Adderjlavg 'van Ja^va,
Zy zyn over hec lyf bruin rosachtig van verwe,met wie doormarmerc.
De licht witte fchubben zyn grooc, en de bruine
klein, kectingwyze over den rug getekent. Het hoofdt is breed
uitgczct, met glinllerende cogen, en wreed van gezicht. Zy
•worden in de Medicynen gcbruikt. Dit foort van Adderen onthoudt
zieh eemecnlyk ondcr de Jcacia-hova.ti\, weshalven die
hier geplaatlt is.
De zelvc wordt aldus genaamt, otn dat zy tweeblazcn, als
buidels, of doedelzakken, aan de onderftc kieuwen heeft zirren,
hier met let. B aangewezen. In die blazeti vatten zy windt,
• wanneer zy des zomers in de warme dagen na zonncn ondergang
hun gewoonlyk muzyk makcn. Zy blazen den windt daar in cn
uit, om hunne ftem krachtiger uit te zetten, cn om hun geluidc
te doen hören in een foort van eenftemmighcit. De lanJlicden
hören ze gaarne zingen, om dat het gemcenlyk roooi wcer be-
' ' ' zy z duidt. In regen en koude houden zy ; ieh llil, cn verbergen
zieh in den gronde. In de hetc landen vervelcn zy de i:
ders grotelykfch raet hun gefchi Alle hebben zy geen
N u m . I 3. Gehoomde Ooß-Ind'tfche Acacia. blaas, of windpypj men vindt 'er 00k in deze landen,'die de
zelve hebben; maar zy zyn veci kleiner dan de Weft-Indifche,
welke 00k veel fierlyker éetekent zyn dan de inlandlche. Dezc
is liehe geel, met rode plekjes, met brede nagclen, of klamwen,
gelyk lepelblaadtjes, aan de voorfte leedt jes van de poten.
De tong zit aan de onderfte kieuwe voor aan den bek vali,gelyk
by let. A getoont wordt. Van achteren is zy los, om des te bcter
den rechten klank aan hun gekwak te geven. Dus is zy in
alle kikvorfchen. Zie de ooren by let. C.
Zy groeit hoog op, cn wordt een grote boom in Ooft-Indiè,
van waar ons deze tak is ter handt gekomen, raet vele fcherpe
doomen, als olFcn- cf koeien- horcns, waar van de grootlle onder
aan de takken zitten, in de gcdaante als hier met lecter A, B
is aangewezen. De kleine hebben een doorn, die zo puntig is
als een naaldt,ofeen angel van de grote Scorpioenen. Dit foort
ftaat befchrevcn by jiùrabam Munting Fol. f4, en by Francifcus
Hernandez, Nov. Plani. Mexican. fol. 8(S, ondcr den naam van HoitZ'
mamaxaìi^ of Ramus arboris cornigerae, Acacit Jìmtlis, Tamarindi
fiore^ die zegt, dat zy ook in Egypten waflen.
E E N EN Z E V E N T I G S T E TAFEREEL.
Num. I. Wejì-Indifche Blaas- of Windhuidel-
Kikvorfch.
N u m . 1. Mannet je van de <voorgaande Blaas- of
mndbiiidel-KAniorfch.
Bchalven dat dcze wat langer en uirgeftrckter is, vindt r
weinig verandering aan in gedaante en vcrwe.
Num. 3.
l i