ç o R E R U M N A T U . R A L I U M
longiorcs funt, ut ktè extendendis fufEcianc alis; & ia tres finguli dkitos, unumque pollicem, abeunC.
D l c^ui panter infcrviunt.in d i | t i extenfis tribus articulis conftant, alis qui pariter infcrvmnt. Pollex m curvum déeffiinniitt , acutumquc.
l e m , quo animal fitmitcr ad corpora felc figere poteft. Cauda cuni alis concrevit, ut & hujus ope
vofatus facÜitaretur. Notari verb meretur, quod pedes pollici bifidi fint, oflibus lumirum Tibis Sc
Bibuli, ab articulo femoris ad Talum usque, perfedè i íe mutuo diftanti^bus, absque corpore mtetmedio
i fie, ux quodlibet horum offium f eculiari fuo tegumento, pilofo, mveftiatur. In quinqué dilpelcuntM
dígitos pedes pollici, acuris, incurvisque, unguibus armatos.
N l i r n . 2. Vefpertilio, Ámmcanus, 'vulgaris.
Cum noftratibus quoad formara fere convenir, nifi, q^uod majores, atque longiores, gerat auriculas,
è nafo ereilam, ckidi ferè fimilem, crillulam. Cauda caret. Pedes pollici gráciles funt, nee bifcfti.
Pilus murini eft coloris.
N u m . 3. Vejftrtilionis, Surinamenfis, Julius.
[urium fiios pa
IS.Inftar Glirium & Murium fuos pariunt foetus VefpertiHones. Nofttatium, utpotc litis cognitorum,
hullas exhibemus figuras.
N u m . 4 . Avis, Americana, í/ f A c o l e h i c h i j nigro-lutea.
Nigro è capite roftrum porrigitur longum, coloris lutei. A1;e pariter, harumque pennx, & cauda,
• • •• [pina corporis &: prona facies eleganti nitet flavedine. Nigricantibus alis nonnullx imminent
nigricant. Su
coloris aurei pi
mm denotar
ilumula:, in fingulare animalcuU ornamentum. Hifpanis Tordos adpeUatur, qua; vox Stur.
N u m . 5 - Anguis, Americams, elegans, Ltucophxus.
Squamulas cinereo-grileas nigra lineola, fupra dorfum decurrens, diftinguit. Caput dilutioris aliquanturn
coloris eft, marmoris inftar, pulcherrimè variegatum.
T A B U L A CLUINaUAGESIMA ET SEXTA,
N u m . I. Glis, wlans, Ternatams.
DuplicatE auricuk, prigrandes, nafusque pariter geminus, extuberans, foliacei quid rcferens, paradoxani
admodum reddunt hujus Animalis faciem. Id mihi ex infula Ternatani per amicum quendam,
meo inrercelTu ad Indias Orientales promotum, ibique aufpicato Batavia Ternatam appullum, ingrati
animi tefferam transmilTum eft, una cum plurimis, admodum mirabilibus, animalculis, ibi^loci nafcentibus,
quorum è numero funt quatuor ifthxc, ordine deinceps exponenda. Quod prima^ hac figura liftlmus,
capite 6c corpore Glirem refert. Frons ejus dilutiffimè rulfa eft; fubruff^ali vero pill lunt totun
zitten, zyn lang, ora de zclvc lang uit te kunnen breiden. Dci
c heelt allcen drie vingers, mct drie ukgettrekte lecdtjcs, dienende
mcde tot.4c.vlerkjcs. De duim hceft eeaklaauw, met
een puntigen, kromnjen, nagel, om zieh daar mede vaft te houden.
De ftaart is met de vlerken vereenigt, om des te beter tot
hct vliegcn te dienen. Het is iets aanmerkelyks, dat de achtcrile
benen iil tween zyn Verdeelt, en dat het dünne kuitbeen van
•t dikke bcen, by de fchenkels, tot aan de poten gefcheiden, ea
clk in 't byzonder met een haairigen huidt ovenöaflen is. De
achterfte poten hebben vyf klaauwen , met fcherpe, krbmmc,
mgckn.
Num. 1. Gemene Weß-Indifche fkerrnuis.
DezeVlcermuisisbynavangedaante als onze inlandfche,uitgenomen
dat zy groter en langer van ooren is, mtt een.opftaand
lapje,gclyk een ilormhoedt, op den neus. Zy heefc geen ftaart.
De achterfte benen zyn dun en enkeld , en het haair is muisyerwig.
Ntim. 3. Vleermuis man Surinmc.
Zy telen hunne jongen gelvk de i'ätten en muikenj en nademaal
de inlandfche genoeg bekend zyn, hebben wy, ,2e niet
Uten fnyden.
Num. 4. Weß-Iniifih •vogeltje,, met een Z'wart
hoofdt, en een ]anff geh bei.
Hct is ook zwart over de vlerken, pennen <
totum
corpus
ftaart. Verder
het bovenlyfzeerfehoon geel, als mede het onderlyf. Over
de zwarte vlerken komen eenige .—i j d i e h e t b e e f t j o
zeer fieren. De Spanjaarden
of Sp-eeuvi.
t Tordos, dat is Sturms,
Num. 5. Weß-Indifch Slangetje.
Het zelve is afchgraauw Over de fchubbetjcs, met een zwart
Ireepje Over den rüg. Het hoofdt is wat lichter, en zo ficrlyfc
jetekent, als of het gemarmert was.
Z E S EN VYFTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. yliegende Rat man Temate.
Zyheeft grote,dubbelde,ooi;en,eendubbelduitgewancn neu»,
alss bbllaaaaddit j• es, een vremd. gcl.a at- vertonçndJe- , tii la tu/v v.iii
nate'van cen goed Vriendt, die door myne voorfpi-aak naar Ooft-
Indii; was voortgeholpen, na zyno gelukkige. aankomit van Batavia
op Ternate, uit dankbaarheit toegczinden, ncvens verfcheidewondcrbare
ongcdierten, djar ter plaatfe vallende, •
onder dezc vier ftukken, hier na volgende, zieh bevonden. Dit
heeft cen kop en een lyf, gelykcnde i
Het
yoorhoofdt is hcfl licht r
1 over 't ganlchc lyf is rosachtig
haair.
I