r
Num.
T H E S A U R U S . '1 5 3
iMcrta, Mexicana, CuteZpallin diña, innocua, ekgantiffma.
T A B U L A N O N A G E S IMA ET OCTAVA.
N u m . I. Lacertus, Amhoinenfts, feBinatus, firumofus, maximus, Senembi
Iguana diäus, amphihius.
A b Amboina; incolis Bo™« & Smemhi, ant & Bcaja Hoetan, five Bofch-Kaiman à Maleitis adpcllacur,
juxta Fr. Valentini tellimonium. Hifpanis I g awM audit, Belgis autem de gmt gdamde Ltguaan. Incomparabili
equidem pifturs apparata fuperbus, omnibus, quotquot America profcrt, Lacettis palmam prxi
i p i t : quimvis autem forma baud multum discrepet ab iUa fpecie, quam pra^cedente Tabula exhibmmus
mamitudine tamen , piftura, & cximiis coloribus , illi antecellit. Squamuls qus fupenores,
faturatè fpadicea;, & purpurafcentes, exiles, bafi fuá albicant, & obfcurè fofcis maculis undique veluti
confperfx funt. Infignis ftruma, plicata, in acumen pendulum porrefta, fimilis illi, qus Num. i Tab
u l a prajerelTs habetur, fob maxilla dentibus horret, & coloris eft dilute flavefcentis: quo etiam colore
peden confpicuus eft, longis, incurvisquc dentibus eminens, fetriE in modum è dorfo acuminato &
fimbriato ereftus. Dorfi fummitatem cutis tegit maculis nigricantibus ornata. Frons fquamis majorib
u s , dilute ca:rulcis, tanquam fcutis, munitur. Infignes oculos, Ígneos, limbus elatior, teres, lubolleus,
pro parte dimidià ambiens, ab illifu .dcfendit. Ita nimirum Conditor fupremus ammanti cuiyis, ma gno, vel
m r v o , profpexit. Femora, pedes, & digitos. fquami ornant majufculx , a cuminata, dilute cxrulece. Prscipuè
verò cauda, ptol ixa,àfemoribus poílicis.ad fui finem usque,in plagas, nunc colore dilute ca:ruleo.
nunc faturatiore, variegatas diftinguitur. Riftus amplus, fimbriatus, fupra & infra fquanMs dilutioribus
pulchrè vellitur. MaxiUa; minutis, acutisquc denticulis fcatent. Lingua buie lata eft & craffa, qualis Safamandrarum;
cum Americanis contra lingua fiiTa fit. Venter, fubtus albicans, ad latera laturace ca:ruleus
ell: D Fr VAntyn, & J: D. H. L. in Hiftoria Surinami, referunt utetque. Ammalia hic tam
Orientaiibus, quam Occidentalibus Indis cibi loco effe. Quin & eorum comeduntur ova, quorum fa:pe
triointa firaul unum ponit Animai, longiora quidem ovis gallinaceis, at luteo donata vitello, torri tunic
ä ° teftisque admodum tenuibus pra:dita. Sat multa eorum poiTidemus , qus extus di ute cinerea,
punftis cxihbus, ruffis, notata, mllar ovorum Gallinaceorum iis in locis ufurpantur. Molle vero m
{omentum ea reponit Animai , ut (olis c.alorc pulii inde excludantur, prout Lacertis, Salamandns, & Serpentibus
ubique commune eft. Speeles b i c , amphibia, in terra & aquis viftum quaint; e,usque Hiftoriam
Joannes de Laat, Markgraaf, S¿ Bochartus, dedere. ^
Num. 5. Fraaie Mexiiamfche Hagedis, gemumt
Cutezpallin, die nìemmdt k'aaad ioedt.
Dcze ongcmecn fraaie Hagedis is op cene vcrwondcrlyke wyze
van de Natuur getekcnt en gemarmert met zwart, wit en
blaaiiw, van't hootdt, over het gelielc lyf, de bcnen, en poten
met fierlylsc ruitigc fchubben. De Haart is als beringt. Het is
een dier, dat niemandt fchade doedtj wcshalven het ooit bemint
wordt.
A C H T EN NEGENTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Graatße Krop-Leguaan, 'van Amhon,
getuamt Senembi en Iguana.
Zy wotdt van de inlanders op Ambon Boewfi en Senembi genaamt.
en, yolgens de bcfthryving van Fr. Valentyn.i»^;« Httla,
of Bofib-Kn'man, van dc Malcicrs gebeten. De Spanjaardcn
geven haar den naam van Igwwanit, en de Nederlanders dien
van dc Gmt gikamdi Li¡iimii. Dit dier is wonder fierlyk getekcnt
, ver overtrefFende die in Well-Indic vallen in verwc en
tckcning. In gedaantc verfchillen zy weinig van dat, het welk
wy in het voorgaandc Taferccl hebben befchrevenj maar wel in
grootte, tekening, cn licevlyke verwen. Het tegen\yoordigc is
donkct brnin en paai-sachtig op dc boven-fchnbben,die klein,en
wit op den gronat zyn,met donker bruineplekken als overzaait,
Ol' belproeit. De grote krop, die met vouwen puntig nederwanrts
hangt, is gclyk de WclMndifehe op het voorgaandc
Talereel Num. I. Dc zclvc is onjcr 't kakebeen getand, en
licht blondverwig, als medc de lange kam, die kromachtig getand
is , fpruitende uit den fcherp gefoomden rüg , zaagswys
ovcreind ftaandc. Dc huidt van den rüg, naar bovcnwaarts, is
met zwarte plekken gefiert. Het voorhoofdt is met grote,licht
blaauwc, fchubbcn, als met fchildcn, bekleed. De grote, vulige
ooiTcn zyn met ccn groten, verheven, ronden, en beenacTitlgen''
kant half overdekt, om dc zelve voor ftoien te bewaren.
Aldus heeft de grote Scheppcr voor elk dier, 't zy groot of
klein ßczorgt. De fchinkels , benen cn poten zyn alle met
groter en feherpe puntige fchubben, licht blaauw, gefiert: in
•t bvzonder is dc lange ftaart, van de achterfchinkcls af, tot het
einde, als verdeelt in veranderingen, met donker en licht blaauw
gemarmert. De omgefoomde, wyde, bek is mede onder en bovcn
fierlyk met lichte fchubben belegt. Dc kskebenen zilten
vol kleine, fpitfe , tandtjes. Dezc heeft een brcde, dildic,
tong , gclyk de Salamanders j daar in 't tegcndeel de Wclt-
Indifche gefpletcnc tongen hebben. De buik is van ondeien
wit, en aan de zyden donker blaauw. Dat zy zo wel in Ooftals
in WclMndie gcgeten worden, getuigt dc Hr. M falai-
11», als medc J. D. H. L. in de Belchryving van Suriname.
Men cet oofc hunne eieren, die elk dier dikwils tot dcrtig liuts
legt Zy zyn wat langer dan ccn hoenderci, met een gelc doojcr,
befloten in een (lerk vlies, metzeer dünne fchillen, gelyk wy
•er verfcheide van hebben. Van buiten zyn zy bcht afchverwig,
met kleine,ro(rc,ftippcn getekcnt. Zy worden in die gewellcn
als hocndcreiercn gebruikt. Het dier legt dc zelvc in zacht ruigfel,
daar zydoor de wärmte van de zon uitgebroeit worden, gelyk
1 alle HagcdilTcn, Salamanders, enSlangcn. Zy onthou-
•• • als op 't l die van alle Hag andt, om hun voedfcl rden
zieh zo wel ... , -
zocken. Van dezc Setremii-HíLgcd
M«rigrMf,c- '• —
aangetekent
a")
hebben Joan de Laat,
00k gefchreven, en buone ondcrvindingen
Num. i.