T H E S A U R U S . 121
Num. 2. Lacerta, Virgtniann, de Taletec diña.
Ha;c per tenues fijuamulas ex cinereo gr i íea, fiiprà dorfum ex rufo & albo eleganter variegatur : rcl iquum
dein corpus alba; teílella; pingunt . Cauda longa, & in acumen definens, t¡cmis veluti circumdaca Se annulata
elt.
Num. 3. Clematis, Daphnoides, majori five Laureola, arhorejcens, Americana
,
Atboris in modum excrefcit Planta h i c , tenuem porrigens truncum, inílarque Convolvoli alias dcvitlciens
arbores. Folia, bina femper conjugara, è caule prodeunt, qui, lingula inter foliorum paria,
a t r i n q u e alatus e f t , ram in trunco, q u à m ramulis ; amoenillimo certe Ipedaculo. CralTa interim & viridia
funt hare folia, Laurinis fimilia, per annos aliquot ftabilia. De f rudu 8c floribus ejus nil memorat
u m nobis eft.
T A B U L A SEPTUAGESIMA ET SEPTIMA.
Num. I. Bufo, fine Pipa, Americana, ova quamplurima in dorfo hahensfcemina.
Animal hoc fedo Bufoni eft fimile, lato & plano corpore, brevi & rotundo capite, fiau ampio, Se
late d iduûo, anterius in acutum convergente, inftar oris Talpa;, fimbria quafi reflexo: unde innotcfcit,
i l l u d , Porcorum in modum,- terram fodicando, pabulum fuum quoerere. Cervicem à capite dividunt
bini apices protuberantes. Laxa cervicis integumenta rugofum veluti collare formant. Caput, coloris
f a t u r a t e (padicei umbrof i , minutos gerit oculos. Dilutioris coloris dor fum, latum, fpha:ricis ícatct ocell
i s , a:quidiftantibus fere, ut pullo cuilibet fat dctur (patii pro nutrimenti fui a t t razione: funt enim ipfi
hi ocelli ovula, teftulis niuni ta, prout fub lit. A A notavimus; ubi inferna pariter ac fuperna eorum facies
exhibetur. Profundé ha-c in cute latiunt defoifa, cruftula quadam membranace.ì tetìa, aliquatenus
e x t u b e r a n t i a , ex ruto lutea, refplendentia : interftitia horum ovulorum, rcliquumque corpus fupernum
minuta: pullula:, margaritis fimilcs, obfìdent. Admiratione dignillima eft contemplatio inloliti generand
i modi hujusce animantis: pullos enim fupra dorfum in cute propria procrear, exemplo Natura ordin
i fere contrario; &, quod magis adhuc in ftuporem rapit, e i l , quod femen mafcul inum, oifeo hoc fuper
d o r f o , cu t ini inter & perioftium per {iugulare pororum genus infinuari, & infinuatum parvis bisce in
m a t r i c i b u s ad generationem difponi & incubati poffit : quando enim duriufcula illa tunica fuperincumbens
a u f e r t u r , nuda remanent ovula, dorfo offeo inhi r ent i a, teftulis fuis pra:dita, è quibus pulii iam maturi,
p r a : m i n b capite, omnes prodeunt , uti N um. 5 indicar.
Crura ejus ant e r ior a, cum pcdibus, tenuiafunt & gracilia, h o r umq u e fimiliter digiti quatuor longi , in apices
trifidos vekiti unguiculos terminati. Femora pofteriora craifa & carnofa funt , pcdesque oblongi in quinq
u é longiulculos acutos fiifi ungues, ad extremum usque membranis inter fe colligatos, pedum inftar Ani
e r i n o r u m . Surinamenfes, aliorumquc America locorum incolx foemellas horum animalium Pipa, mares
Num. Í. Virgmiaanfche Taletek-íí«gf¿/f.
Zy is fierlyk uit den afch-graauwen over de fyne fchubbetjes,
op den rug ros en wit fraai gemurmertj verder over 't gehele
lyf met wie,, dobbelftceni dobbelftcens wyzc , gctekcnt.' "De lange '
e
toe lopende liaart is als gel
:bandeert en overringt.
Num. 5. Soort van de ^ote Vinkoorde, of
Maagäen-pah/i, uit de IFeß-lndien.
Het groeit boomaehtig op een dunnen opfchietenden ftatn, en
flingert Äich om de andere bomen gelyk de Winden. De bladen
fpruiten twee aan twee uit den ñam. TuíTchen elke verdeelìng
zyn zy zo wel aan den Itam, als aan de takjes aan wecrzyden bladerachtig
befoomt,het welk eene fierlyke vertoning maakt. De
bladen zyn dik en groen, gelyk die van de Laauwrier, en blyven
cenige jaren in den zelven Itaat. Wat vruchten en bloemen zy
vooitbi-engen, is ons nier vermeid.
Z E V E N EN ZEVENTIGSTE TAFEREEL.
Num. I, Soort ^an Amerikaanfche Vaddcy hehbende
'Vele eiertjeí op den rug} xynde een luyfje.'
Dit dicr gclykt naar een lelyke Padde, is breed en plat van
îyF, korc en rond van hoofdt, grooc en wyd van bek, die van
bovcn piintig toc loopc, in de gedaanrc van een Mollclhuit, ab
met ecn joomtjc omgcflagcn, waar ui: le zicn is, dat hct iu de Tow. /,
aardc wroet, gelyk de varkens, om hun voedfel te zocken. HeC
hoofdt fcheidt zieh van den nek mcc twee uitftekende puntcn.
De ruime huidt over den nek is als getronlt, of gekruagc. Hec
hoofdt is van een hoog umbrige bruine verwe, en hcefi kleine
oogen. De brede rüg is lichter, en vol ronde oogjes, die byua
even wyd van elkander itaan, om ruimte genocg te hebbcn, dac
elk jong zyn vocdlcl kan trekken. Dczc oogen zyn eigentlyk
eieitjes, die in dopjes zitten, gelyk \vy met de let. A A hebbcn
aangewezen. Hct ccn is van boven, cn hct ander van onderen tc
zie». De zelve zitren diep in de huidt, waar in de eieren gefloten
zyn met ecn fchilletje) of huidt daar over, eenigzins uit^
puilcnde, ros geel en glanzig. TufTchen deze cicrplaatlen, gelyk
mede over het gehele bovenlyf, is hct vol kleine pukkels,
als pereltjes, bezaait. Het is verwonderenswaardig de feldiame
voortteling van dit gedierte te beichouwcn. Zy brcngcn
hunne jongen voort op den rüg en in de huidt, dat als llrydig
met de Natuur voorkomt. Daar men zieh nog meer over moct
verwonderen, is, dat hct zaadt der mannetjes op zulk een becnachtigcn
rüg tulTchcn 't vel en 't beenvlies in byzondcre foorten
van zweetgaten kan gebragt, en, daar ingebragt zynde, in deze lytmoerkens
vooftgcteelt en uitgebroeit worden; want als dit hardachtig
bekleedfcl, of huidt wordt afgeligt, zo blyit hct op den
beenigen mg vol eieren, die in hunne cfopjcs, or'huisjes, waur
uic de jongen,sls zy voldrugen zyn,alle met het hoofdt te voor«
fchyn komen, gelyk wy by Num. 3 aantoncn. De voorfte bcnen
en voetcn zyn dun en Ichraal, mitsgaders de vier lange vingers,
die voor aau hct eerlle Hdt in dricn verdcek zyn, als kleine
klaauwtjes. De achterfte billen Zyn dik, cn wel 'in 't viecich.
De langwerpige poten, mec vyf langpuntrge klaauwcn, zyn gehecl
wit met vellen aan een gegroeit,gelyk de poten der ganzen.
In Suriname, en op andere plaatfen in Weil-Indie, worden de
wyi jes Pipa, cn de mannet]es Pij)al genaamt. Zie den hoogbe-
H h rocmdcn