5 2 R E R U M NATURALIUM
C a l y x hos fuí l inet , i n quatuor oblonga fegmcnta fiíTus, pilofus, binis aliis fuccindus foliolis, pradiftor
u m fegmentorum armulis, qua: alternatim petiolis florum appen& fune.
I n floris fundo vafculi feminalis cernitur rudimencum, quod in ambita ftipant (lamina odona, lanugine
fubrubente, at apicibus faturatiore ruborc perfuiìs, ditata: ha-cque inter llylus ludit, capitulo ini
l r u d u s , ftaminum apices cxfuperantc.
N u m . 2. Enca^, Africana, frutefcens, Junif eri folio, flore urceolari, Irevijjrmo,
albo.
Ramis ligneis fruticat, corticc fpadiceo teftis, quos folia crebra, anguftiffiraa, Tuniperinis haud abfi-
B i i l i a , nullo ordine compolìta, amiciunt.
Flores in extremis ramulis inter folíola ípicatim fere prodeunt, formi urceolarij breviori, funtque alb
i c a n t e s , & oris in quatuor (ègmenta divilìs.
Stamina cum piftillo in floris cavo latitant.
N c q u e capfula icminalis, nequc femina ipfa nobis vifà, more tamcn congencrum quin fefe habeant
v i x dubicandum. • • >
Num. Erica, Africana, glabra, fruticofa, Coris folio, Arbuti
flore dilute purpureo.
Raritate h.TC Pianta ac venuftate varias Erica: fpecies antecellens, caudice donatur ligneo, tereti, fpadic
e o , ramos plurimos fpar^ente, quos veftiunt folíola durmfcula, Erk^, Corios folio, iuboemula, verfus'ramulos
nonnihd arcuata , Tceto virote perfùià.
E x ramulorum cymis & inter folióla exeunt flores, Arbuti forma, ventricofi, foliolis tenuibus, numeri
incerti, coloris purpurei, calycis loco fuccinñi.
Stamina brevia, capitata, in ambitu ovarii prodeunt, odona, inter qu^ ilylus emergit brevis, erat
f i u f c u l u s , capitello pra-ditus.
Semina minutilTima, rufiìi, more congenerum.
N u m . 4. Enea, Africana, anguflifolia , ^ j,
dependentihus, coccineis, cum longifftvnis filament is, feu
colonhus. RayHift. III, Dendrolog.^pS.
t.
, con-
E t i c i h i c fpecies pulcherrima, inter esteras curioforum oculis digniffima, virgulcis furgit cubitalibus '
aut iesquicubitum altis, corticc fpadiceo veftitis, qu£ per brevia intervalla foliolis ambiuntur exiguis,
quali m acervos congeftis, extrorfum reflexis.
Hores, per ramos difperfi, tubi formes funt , coccinei , ora in quatuor lacinias minutas divifí prxditi In
a m b i t u caplula: feminalis Ifamina o f t o exfurgunt, floribus ipfis multb longiora, inter qua; ftylus cmer<ric
Itaminibus procerior nomiihil, at concolor. -
F l o r u m
Tot ftcunfel van deze dient een telk, die in
bladen gefpleten, haairig, en wedcrom van twee andere blaaSjes,
die de voòrgaande niet ongclyli, en het een om het ander
aan de fteeltjcs der bloemen vafb zyn, omvat wordt.
In den bodem van de bloem ziet men het beginfel van het
zaadhuisje, rondom het \ve!ke acht draadtjes ftaan, die met een
roodachtigewolligheit,maar donker-rode puntjes,voorzien zyn.
TuiTchen deze, in het niidden, fpeelc een lleiltje, het welk met
zyn hoofdtje boven de draadtjes uititeekt.
N u m . 1. Heeßerachtige, Afriiaanfche, Heide, met
em hladt als mtm den Jene'verhom, en zeer korte
lukte hloemen, die iiaar kruikskens geljken.
Deze-Heide fehiet op met houtige takken, die met een Kallaniebruine
bail: bcdekt, en met menigvuldige zeer fmalle, naar
die van den Jeneverboom gelykende.dochzonderordcrecpîaatlle
bladen bckleed zyn.
Op de topeindens der takjes, tulTchen de bladen, komen de
bloemen als by aartjes voott, die de gedaanle van korte kruikskens
liebben,wit,en aan hunneboordenviermaal ingefnedenzyn
^^ De draadtjes, met het ftampertje, fchuilen in dc holte van de
AVy hebben noch zaadhuisje , noch zaadt daar van gezien:
echter is niet te twyfelen , of de zelve zyn naar de wyze vaii
hunne medefoorten gefchapen.
N u m . 3. Gladde, heeßerachtige, Afrikaanfche
Beide, met hladen nan Coris, en een lieht-faarjfe
lloem, naar die i<an de Arbutus gelykende.
Ditgewasovcrtreft in rddzaamheit en fchoonte vcrfcheide andere
foottenyanHeidens,enhecfteenhoutigen ronden, Kaftaniebminen,
ftam, die zieh verfpreidt in zeer vele takken, de welke
met ftevige, vrolyk groene, naar die van de Heide, TÜCI Com bladen,
zvfcmtjiàe,m tegen de takjes eenigzins omgebogene blaadtjes
beklecd zyn.
Uit de toppen der takjes, en tulTchen de blaadtjcs komen de
bloemen voort, als die van de Arbittm, in het midden lyvig, en
met zeer fyne, purperverwige blaadtjes, meer of minder in getal,
m plaats van ecn kelkje, omvat iynde.
De draadtjes zyn kort, met kleine hoofden voorzien, en ftaan
ten getale van acht rondom de cierllok, of het zaadhuisje. Tuffchen
de zelve fteekt het koite en dikachtigc lleiltie ult, insaelyks
met een hoofdeke voorzien. J ' b
Het zaadt is ros en zeer klein, gelyk van de medefoorten.
N u m . 4. Gladde,ßnal-Uadige,AfrHaanfche Heide,
met lange, Usaehtige, neerhangende, fcharlaken-rode
hloemen, en %eer lange draadtjes, of aanhangfels,
•vm de zehe koiileur. Ray Hifl. III. Dendrol. p8.
Dit zeer fchone foort van Heide, wel waardig om van de Liefhebbers
befchouwc te worden, fehlet op met liruiken van een
of anderhalf eile hoog, die een Kailaniebruine ball hebben, en
by korte tuifchenwydtens met kleine, uitwaarts gebogene, ca
ge yk als hoopsgewyze byeen vergaderde blaadljes beklecd zyn.
De bloemen, die over de takken vcrfpreid ftaan, zyn buisachtrg,
vcrmillioen-rood,en hunnc boordtjes in vier kleine fnecdtjes
verdeck. In het rondt van het zaadhuisje koracn acht draadtjes
op, die vcel langer zyn dan de bloemen zelf, en tuffchen de zelve
m geplaatft hebben het fteiltje, dar een weinig langer is dan
de dr.aadijes zyn, maar gclykverwig.
De