I I
„ 4 RE R U M N A T U R A L I U M
N u m . 3. Rana, Surinamenfis.
Prioribus fimilis h^cce, utnculis dunmat caret. Piaura per dorfum dilutè flava regn« , ex ruffo quafi
obumbrata. OcuU protuberant; aurmmque hiatus ampli lunt. Ranulis junionbus viftitat, raro equ
¿ 1 ejemplo; cuum contrariari natun^ videatur, ejusdem quod fpeciei anirnantia feferriutuo devoren .
Attamen propria^ manu Ranulas minores è ventre illarum extraximus : unde hoc refpedu pifaum qu 1-
buscum valdl conveniunt, mores ^mulantur, qui fibi mutuò in pabulum 6. vita: fuftentaculum ccdunt.
N u m . 4. Rana, Sarinamenfis, marmorata.
Hxc minor fpecies pulchrè per dorfum a^què ac femora, tibias, pedesque ex cincreo-luteo & dilute
tabello variegatur.
N u m . 5. Eadem invcrfa.
Sic melius abdominis poteft confpici piilura, quE dilutè flavo fuper fundo, nigris undequaquc maculis
adornata, Tigrinam refert variegationem.
Num. 6. Bufo, Brafílienfa, Margaritis wluti confferjus, Aquaqua diBus.
Inter alia rariora ha:c quoque Bufonam fpecies ex Brafilia, nuperque etiam ex PortugaM, nobis transmiffa
eft, qua: mira certi & ' .d vulgaris eft. Capite poller triangulari, fuperne quadrato fere lirabis
acutis munito, mitra: facerdotali baud abfimili, oculisque igneis confpicuo. Corporis fuperni pidur-a ex
fufco rubra granulis dilutius rubeUis, ceu totidem margaritis, undique disperfis, varia eft. Per dorlum
à nafo ad anum usque ta:nia decurrit alba, artificio fmgulari elaborata Femora pedesque diluta flavedo
niarmoris in moinm variegat. Anafo utrinc,uefupracaput,juxtaventris latera, chorda tenuis, candida, protenditur.
Pedes cum unguibus crenati quafi, Sc Margaritis confperfi tunt.
N u m . 7. Idem inverfus.
Favet hie fitus abdominis confpedui. Riclus pars inferna triangularis, fubrotunda anterius eft, & Hmb
o tenui albo fuccingitur. Venter tumidulus candicat, & totum corpus granulis, veluti margaritis, dilutè
cxruleis,tam per pedes,quàm crura, & dunes, diftinguitur. Mirandum certè,contemptum adeoanimal
tam eleganti veftitu effe ornatum.
N u m . 8. Bufo, Brafilienps, grants ueluti confferfus.
Eiusdem hie fpeciei, fed dilute luteus, granulis rubris fupra infra obfitus eft. Antici pariter ac
poftici hujus pedes quinquefidi íunt; cum priorum antici pedes non nifi quatuor in dígitos findantur.
Clunium quoque latitudine hie vincit alios.
^ Num. 9.
Num. 5. Surmaamfche Kihorfih.
De zelve komc overeen rnet de voorgaande, maar is zonder windblaien.
De vcnv ovcr den rüg is licht geel, met wat ros als befchaduwt.
Deoogcnpuilcnuit,endcoorgaienzyngroot. Zy
aazen op de jonge kikvorfchen, dat iet feldzaam is, alzo het in
de Natuiir tcgenftrydig is, dat het «diene van een foort en geflacht
elkander verdindt en opeet. Doch wy hcbben zelf jonge
kikvcrfchjcs uit den buik gehaalt, zo dat zy in zo verre naar de
viiTchen, waar mede zy veel gemeenfchap hebben, aarden, die
elkander tot aas en levens-onderhoudt veriirekken.
Num. 4. Surmaamfche, gemarmerde, Kilvorfch.
Dit kleiner Toon van Surinaamfche Kikvorfch is fieriyk gemarmert
met afch geel en licht rood, niet alleen Over den rüg,
maar ook Over de Ichinkels, benen en voeten,
Num. 5. De Zehe Kihvorfch ,0p zyn rugk^^mde.
De zelve kan dus betet van onderen gezien worden, daar de
licht gele grondt in 'tgeheel met zwarte plekken als getygert is.
Num. 6. Brazilfche Padt, als mt fareltjes heßrooit,
en genaamt Aquaqua.
Dit foort van Padden is ons, nevens andere feldzaarahejen,ulr
Erazil, en laatit uit Portugal gezonden. Het zyn vremde cn
woiiderlyke fchepfelen. Zy hebben een driekantig hoofdt, dat
van boven als in vieren verdeelt is, met fcherpe kanten, als een
priefters muts, met brandige oogen. De bovenverw is bruia
rood, met wat lichter rode korrekjes, als parcltjes, over het gehele
lyf beftrooit. Over den rüg loopt een witte bandt,van den
neus,tot aan het achterlle der billen,die ongemeenherlykuitgemonftert
is. De fchinkels en benen zyn met licht geel overmarmert.
Van den neus af loopt aan weirzyden ovcr 't hoofdt,
langsdenbuik, eenfmalle, witte, bandt. De voeten en klaauwen
zyn als gekurven en geparelt.
Num. 7. DezehePadt, op den rüg
Dit is gedaan om ze van onderen te kunnen bezien. De onderbek
is driekantig, van voren wat rondachtig, met een fmallen,
Witten, foom om den bek. De bmk is wit en bol. Over
't ganfche lyf is ze gegrynt, of met licht blaauwe korreltjes als
geparelt, zo wel over de voeten, als over de benen en billen.
Het is te veiTvonderen , dat zulk verachtelyk gedicrtc zo frasi
en zo lierlyk geklecd is.
Num. 8. Brazilfche Padt, gegrynt, of ah
Deze Padt is van 't zclve geflacht als de voorgaande, i
licht geel-verwig, met rode korreltjes ondcr cn bovcn over!
Deze heeft vyf klaauwtjes, of vingers, zo wel van voren, als
van achteren,daardevoorgaandealleen vier vingeren aan de voorfte
poten hebben. Deze is ook brecd van billen.
Num. p;
LILFR I III'