T H E S A U R U S .
N u m . 4. Teßudinis, marin», American*, Pullus.
Vix cxclufus è teftà prodiit Pullus hie, natatui nondum adfuetus, omnibus tamen articulis mcmbrisque
abfolucus. Ad ventrcm fcutatum viderc eft tuberculum una cum umbilicali funiculo. Dorfi tefta,'
hujusque condi i laterales dilute flavx, ex fufco relucent. Caput, elegantiffimc fquamatum, flavo piftum
colore eft. Pinnati pedes Ipadicei tenui limbo flavo cinguntur.
N u m . 5. Tefiudinis, marini, Falius alter.
Forma priori convenir, fola piflurà differt; dum, pra;ter flavum collare, pars ejus fuperna prorfus (aturatc
fufca, tenui tsniá flava, in ambitu circumdatur.
N u m . 6. Tefiudinis, marini, Fullus tertius.
Et hie colore diftat à prioribus : capite eft minore, & breviore, tribusque fquamulis, feu maculis albis
„/nato; Collum laxiflìma veftitum cute, rugofumque, capiti hinc recondendo concedens fpatium, dilute
flavum eft: fcuta veto fubruffo alboque diftinguuntur pigmento, remiiB. defuper rubedine candorem
variegante. Cstetum pinnatos pedes albicans fimbria fuccingit.
N u m . 7. Ovam Tefiudinis, cum fot».
Cernitur hie Pullus perfedus, prout, per folis calorem in fabulo incubatus, de tefti modo prorupic.'
Mater è mari, vel flumine ad littus fe confert, plurimaque ova aridam in arenam deponens hie regit, ne
jufto citius à folis radiis excludan;ur, aut frigore noftumo conftringantur. Hae ratione, juxta relationes
Itineratorum, fpecies haiece in America Hiipanorum ptEfertim portibus, Curaffoa, aliisque locis, mirum
in modum fefe multiplipat, incolisque ufus adfert plurimos :adulriora enim horum animalium, capta,
iis pro cibo ferviunt ; ficque & ova,qus paffim per maris littora quiritantes copiofa colligunt : vitellus horum
ruber, uti Anatinorum, haud ingrati eft iaporis.
N u m . 8. Ovum Tefiudinis, ffeciei mediocris , ex America.
T e f t i hujus craffiores funt, quam ovorum Gallinaceorum , nec tamen erutta Calcarià tarn dura
prbtdita;.
T A B U L A OCTUAGESIMA.
N u m . I. Tefiudo, major, Terrefiris, Americana, Mydas diäa.
Per omnem fere Americam plurima; Teftudinum reperiuntur fpecies, in portibus prsfertim, Hifpanorum
ditioni fubjedis, ubi infignem magnitudinem 6c lenium notabile adfequuntur. Ex Curaffoà, quajr
ho(
Num. 4. Jong SchiU^adtje, uh Amerika.
Hct zelvc iseerft uitgebroeit,enuitzynci-dopgekropen,kennende
het water nog niet. Het is volkomcn in al lyne leden en
delen. Onder aan den fchildigen buik lieeft hct een bultje, met
cen navelftreng. De fchilden van boven op den rug zyn liehtgeel
en bruinglaniig, gelyk 00k lyn de om den kant zittende
Ichelpen. Hct hoofdt is leer fraai gelehubt, en geel getekenl.
De vinachtige poten zyn bruin, met een fmal, gcel, bandtje als
ooiboord.
Num. 5. TweJe jmg zee-SchiUfadtje.
HetisvandezeIvegedaantealshetvoorgaande,verfchillende Num. 8.
alleen in de verwen,\vaar van die van boven geheel donker brum
zyn, met een gelen lulsbandt, en verder rondom met een gelen,
fniallen, bandt befoomt.
quajii
hoc
zonnein'twarmezandtismtgebroeijjzo als hct ccrfl: uit den dop
komt. Dc moer bcgceft zieh uit de zee, of de rivleren, aan
landt,en lege eene menigte eieren in het drogezandtjdie zy daar
mede bedekt, op dat de zon de zclve niet al te fchiclyk uit;
broeje, en zy des nachts niet komen te verkouwen, Voigens de
berechtcn der reizigcrs teelt dit foort voornamenrlyk op dc
kuilen van dc Spaanlche Weft-Indien,als Curaçao, en in andere
Elaatfen, op de geraeldc wyzc ongeraeen voort. Dc inwoonders
ebben 'er vccl dienft van. Zy vilTehcn de oude, en gebruiken
de zclve tot hunnc fpyze, gelyk zy de eieren mede doen, die zy
daarom in menigte gaan opzöeken aan den oevcr der zeen. De
doojer van deze eieren is rood, gelyk de Eendc-cieren, en aangcnaam
van fmaak.
Volhmm ci nan een
fait, uit Amerika.
Schiid-
Num. 6. Verde jong zee-Schildfadtje.
Hct vcrfchilt in vcrwe van het voorgaande,iskorterenkleiner
van hoofdt, met drie witte fchubbctjcs, of plekken. De ruim
gcvelde cn gekronkelde hals, daar zy hun hoofdt in kunnen bergen,
is licht geel, als mcde rosachtig en wie over de fchilden.
Hct wit is zacht, mec rood gemarmert. Verder zyn dc vinaehrigc
poten met wit befoomt.
Num. 7. Schildfads-ei, met zyn uruck.
Het long vertoonl; zieh daar in volkomcn, gelyk het door de
Dc cierfchillen zyn dikker dan die van onze hoenderen, maar
20 hard kalkachtig of korftig niet.
T A C H T I G S T E TAFEREE L.
Num. I. Grote Imd-Schildpadt uit Amerika, genaamt
Mydas.
In Wcft-Indië worden doorgaans velerhande foorten van
Schildpaddengevonden.voornamentlyk aan de Spaanfchekuftcn,
daar zy oud en zeer groot worden. Deze, die wy hier vertonen,
is ons in een goeden ftaat van Curaçao in i i jai r toegezi-nl
i 1 den.