
1 3 3 R E R U M NATURALIUM
angufta admodum fune & mollicuLi. Pedum vices fupplent tres illx fafciculorum iêrics, quitus, tanquam
Pifcium pinnis, fcfe promovet Animai.
N u m . 8. Millefeda, Marina, Belgica.
S i p e multumque folicitato mihi, uc fpecimina quidam pernidofilTimarum illarurn Teredinum , quar,
tanto cum regionis noftra; damno, exedendis ha6tenus palis maritimis inhiarunt, una cum ligno ipiò, ab
iis pertcrebratoj ad aulas Magnatum, aliosque Viros prxllantes, extráñeos, transmitterem ; quo fiicc
hi iiUìa:c contemplandi propius cupidiui poilcnt iatisfacere, tandem incubuit ncceificas, ipiorum explendi
defidcria. Aliquot ergo palorum frufta, quousque l'ub aquis fundo infixa fteterant, variis ex oris maritimis
Bclgii nollri mihi adporrari juffi, ut vivos inde educere ipfe polTem vermes iftos. Vidi fic eos,
magnitudine admodum inxquales, fuis in tubis, aut cxcavatis quafi foilis fitlulolìs, humore aquco limpido
plenis, vivos veluti natare, Notatu vero dignum cft, infedtum hocce, quousque perterebrando in
intima ligni ièiè penetrar, eo etiam usque vaginam, ièu domicilium fuum, extendere, excuifà fcilicet a^quabiliter
in omnem fui ambitum materie calcaría, mox concreicente &; dureicente, intus polita & iplendente:
nata vero hinc vagina ipio cum incola fuo accrelcit & ampliatur. Nollri non eli inilituii, multa
hìc illis de infedis commemorare: quum id à pluribus hodie rerum naturalium curiofis fcilitatuni
fit. In Tomo hujus Operis tertio, ubi de variis marinarum Plantarum fpeciebus agetur, iniìgniora
vermium marinorum genera adjungere conftituimus. Nunc eam duntaxat ob tationem hujusce Teredinis,
qua: palorum nollrorum bafibus ièfe infinuat, icona damus ; quia pro parte cum Amboinenfi illà
majore convenir quoad pinnatos illos pedes & articulos. Capite tamen ab Amboinenfi Fig, 7. prorfus
diilat hxcce noilras: è tereti enim ore ejus bini prominent dentes, longi, forcipum a:muli, qui pro lubitu
Animalis emiiTiles funt Se retraóliles. Illhxc vermium ipecies in foramina Teredinum, ligna exedentium
, ieiè penetrar, earum foffas invadit. Teredines diicindit, interficit, fìbique in pabulum convertit,
f)rouc in hac fig. exliibemus; qui enim fub ht. A , B hic reproeièntamr vermis, à me ipfo è perterebrato
ii^no eduüus ell. A fiilit fruilulum ligni perforati ; B vero vermem ipfum , ligno innxrentem.
N u m . 9. Serpens, lemntfcata, 'venußijfm
Frac aliis iftam jure vocaveris Naturx opus perfeitiffimum : à capite enim, elegantiffimè pi i lo, ad finem
usque cauda; acuminata:, juxta totum fuperni corporis dui lum, nigrx decurrunt tsnia:, circularibus
ocellis diftinilx, lemnifcum quafi acu Phrygià piftum refcrentes, albicante fuper fundó angullis latioribusque
ta:niohs ornatum. Ocelli & punfla iaturatè rubent.
T A B U L A OCTUAGESIMA ET SECUNDA.
Num. I. Chamaleo, Mexicams, feu Cuapapalcatl.
Dorfo eft admodum curvato, cralTo corpore, habicuque inconcinno. Caput tamen trigona ornatur corona,
duro ex ciTe confeikà, cujus angulofa latera, nequacjuam dentata, ied tuberculis in omni ambitu,
margaritarum
van dczen geheel anders, als de voorgaande by Fig. 7. Uit de
ronde bek komen twee lange tanden, als knypers, te voorfchyrt,
die zy in en uitfteken naar hare begeerte. Deze wormen
kruipen in de gaten • '
van geringdc kedtjes, die zeer zacht zyn. In plaats van poten
zitten hièr de drie rcien topjes, als vifchvinnen, om zieh daar
mede voort te roejen.
Num. 8. Hollandfche Zee-Duizendheen.
Nfl dat wy veelmalen verzocht en gcvergt waren , van
de fchadelyke zee-paal-wormen, die ons landt zo grote fchadc
hcbben toegebragt, buitens lands aan grote hovcn, en andere
voorname lieden te verzenden, uit cene nieuwsgierigheit om
dit ongedierte te zien , met het doorgeboorde paal-hout
daar nevens, zyn wy genoodzaakt geweeft, om de begeerte
van die Liefhcbbers te voldoen, eenige paaleinden, zo verre de
zelve onder het water in den grondt hadden gcftaan, van verfcheidc
zecplaatfen der VereenigdeProvincien re laten komen,om
de wormen daar zelf levendig uit te halen. Men bevindt de zelvc
zeer ongelyk in grootte in hunne 7»^'«//, of doorgeboorde pypigc
loopgravens, die voi met klare waterige zyn.de vernielende wormen, fnyden en
kwetfen de zelve, om ze te verteeren, en tot voedfel tc gebruik'en
i kruipen in hare loopgravens om ze te doden , gelyk
wy hier in fig. vertonen, die wy zelf mec het door^boorde
höut, daar zy in zaten, hebben uitgehaak, en met A , ß aangewezen.
A is een ftukje doorgeboorc hout, en B de worm, die
nog in 't hout zit.
Num. Uitnemend fchone Strihßang, uit de
Spaanfche Weß-lndit'n,
Zy mag voor anderen ccn meefterftuk van de Natuur genaamt
worden: want van het hoofdt, het welk zeer fraai getekent is,
het einde van den puntigen ftaart, längs hec gehele boftrepen,
lare watenge vocht gevult zyn,
^^
met ronde oogjes, als een geborwormige
duur^tlinc,^op een Witten grondt, met fmïïle en brede Tyntjes
gedie'rte, zo verre het in 't hout boordt, te gelyk zyn
huis of woning m:akt, overal egaal in rondtc uit een kalkachtige
ftoiie,die ten ecrilen fchillig enhard is,cn2ich naar binnenwaarts
weedchynend en glanzig vcrtoont. Naar zy aangroejen, worden
hare loopgravens wyder en grotcr. Wy hebben niet voor- tenomeh hier van dit ongcdienc veel tc fchryven, nademaal rccts
oor verfcheide Liefhebbers en Kenners daar van is gefchrcven.
Wy hebben befloten van de verfcheide grote foortenvanzeewormen
in ons derde Boek, daar van velerhande foorten van zeege-
•walTcn in zal geiproken worden, in 't brede te bandelen. Tcgcnwoordig
is ons oogmerk voornamcntlyk aan tc tonen, dat dezc ^ ^ , , . „
.hier in píaat vertoonde Tendo, of houtworm, die van ondcrcn tc. Doch het hoofdt is fierlyk gekroont met een drichoekige cn
in de zeepalen groeit, ten dele met de grote Ambo'infchc over- hiird gebeende kroon. De hockioe kanten zyn nict getand maar
cenkomt met zyne vinnige poten en leüen: doch het hoofdt is rondom met heuveltjes, als of het pareltjes waren, bezet, die
ovcr
verfiert. De oogjes en flippen zyn danker rood van verwe.
T W E E EN TACHTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Mexikaanfihe Kamleon , of Cuapa-
. palcatl.
Hv is heel krom van rug, cn dik van lyf, plomp van gedaati