T H E S A U R U S .
Num. 4. Crocodilm, Ceihnicus, fnpms ,• fcemina.
Priori congcncr dorib incumbit, uc viiiii magis pateant inferiora. Omnis ejus inferna fuperficies i
maxilla inferiore ad finem uscjue cauds iquamis te£ta eil cinereo luceis, planis, rhomboideis, ordinatim,
habicà ratione proportionis mutux, in annulos dispofitis. Inter ancicos pedes maxima: omnium & longiiIìmsE
hsrent iquamai. Ventris hiatus hisce in animantibus longitudinalis eft, qui camen transveriaiis
ad ventrem cernitur in Serpentibus, Lacercis, aliisque. Id vero &; dignum hic notatu eft, quod in focmellis
hiatus ifte in ambita undique iquamulis minutis, at valdè elatis, fuccingatur : qui apparatus in
maiculis deeft. Perhib?nt c^terum de Crocodilis, quod, ubi Ipeciem fuam propagaturi coitum mohunt
u r , fosmella ièiè in dorfum refupinet, tanto ut commodius mareni recipere queat, tumque iponte refurgere
impos à mare in ventrem denuo revolvi debeat. Teftatur hoc inter alios Louis de Cafine in Itìner,
Americ. fol. 11.
T A B U L A CENTESIMA ET SEXTA.
Nutn. I. Crocodilus y Americ anus, amp
Crocodili variis gaudent nominibus, pro variis, quas incolunt, regionibus. Grxcis Kgoxo^iX©-> ^gyptiis
Champfan^Tütcis Kimfak y Bniìlimìs Jakare, Indis Orientalibus & Occidentalibus Kaymans ^ & c . vocantur.
Plures eorum reperiuntur ipecies, non magnitudine folum, ied & forma, & coloribus, discrepantes.
Sunt, qui grandes gerunt, obtufoque apice eminentes fquamas, quaternis, & fenis alte exfurgentium
tuberum, corneorum, anguftos, obtufosque in apices convergentium, èriebus, à capite per
dorfum ad finem usque caudx, ordine digeftis, defuper ornacasj ventris pariter lateribus fimili apparata
. inftruibis; pront in eo, quem prxíens Tabula exhibet. Crocodilo videre eft, nobis qui liquore, Kiìduhel
di£lo, conditus ex America transmiiTus eft. Plurimos poilìdemus alios majores minoresque ; uti ex datis
iam ante minorum aliq^uoc, forma pidtura diveribrum, iconibus patet.
Crocodili amphibii lunt, & aqux, & tclluris incolx. Dicuntur autein potiilìmum in magnis fluminÌb
u s , Nilo, Nigro, Gange, &c. tum &: ad maris Httora, commorari, alto iefe commicccntes nunquam,
partim ne piicium grandiorum prxda fiant, partim vero, ut terrx proximi fua ibi in colliculis arenofis
exponere ova queant folis calore incubanda. Quin & perhibent, Hominem ipGs metui eife usque eò,
ut vel audientcs eum fugam capeflantj alia interim Ammal ia, qua: eos formidant, perfequi, ut capta
deglutì ant.
Zoographi v e t e r e s , , Plinius, jEHantis, &:c. Crocodilos Lacertis acceniìieré, immericò certe j
iìquidem peculiare fuis cum fpeciebus genus conftituant. Qms unquam Lacertum vidit tres ulnas longum,
f. vcl cauda etiam in acumen attenuata iìmul meniìiretur ? A t Crocodilus adultus viginti etiam pedes ííiperat
longitudine. Qui hic rcprxientatur, nondum anni unius xtatem vixit, ad illas interim ijjecies pertinens,
qua: quotannis crefcunt. Crocodilos lingua carere, Grxci Latinique prifcorum temporum fcriptores
dicunt , rei certè magis gnari , quam recentiorum nonnulli , absque veri fpecie contradicentes, uti
Ohus
Num. 4. J-f^/je 'van het njooYgaande foort 'van
Krokodillen.
Hct legt op den rug, om in zyn geheel van onderen be^
fchouwt te kunnen worden. Hec ganlche onderlyf is mec afchgelc
piatte en ruitigc Ichubben, van de onderkin tot aan hct einde
van den Haare, in order, ringswyzc, doch in foorten naar
evenredigheit bedekt. Onder de voorlìe poten zitten de grootfte
en langfte fchubben. De opening van den buik is in deze
dieren in de Icngtci daarentegen zyn die van de Slnngen, HagediiTen,
en andere, overdwars van den bulk. Ook is het iet by-
2onders,dat by de wyfjes rondoni de opening van den buik kleine
en hoog verhevene fchubbetjes zitten , dac by de mannctjes
zo nict is. Verdcr wordc van dezc dieren getuigc, dat als zy te
zamen pareti ter voorctcling, het wyfjc op den rug gaat leggen,
om zieh des te gcmakkelyker te kunnen vereencn, en dat hec
niec weder van zelf op den buik of de poten kiin komen zondcr
dehulpcvan'tmannetjcjdat hct zclve wederom lloot. Ditwordc
van andere fchryvers bc veli igt. Zie Louis de Capine in zyasRtiS'
befchryving van de Spaanfcbe IVeß-Mitn fol. 11.
H O N D E R O EN ZESDE TAFEREEL.
Num. Krohdi! uit Amerika, op 't landt,
als in 't •water k'vende.
De Krokodillen hcbben vcrfcheide namen naar de landen,daar
zy in gevondcn wierden. Van de Grieken worden zy Krokodtilos
f:naann. De Egypcenaars noemen hen Cbampfan 5 de Türken
imfak-, de Braziliaaen Jakare \ de Oo/h- ca Wcft-Iadianea Kn}-
mins^ enz. Van dit geflacht zyn 'er velc foorten, verfchillendc
nict alleen in groottc, maar ook in gedaante en verwen. D;iar
zyn 'er, die grote en rond verhevene fchubben hcbben, met vier
en zes reien hoog opftaande, hoornachtige, bulten, die, in Order
geplaatft, naar ooven fmal en ftomp toelopen, van 't hoofdc
längs den rug, en gehelen ftaart, als mede längs den buik, gclyk
in dit Tafcreel vertocot wordc in dezen Krokodil, die ons
uit de Spaanfche Weft-Indien in Uquer^ of vocht, genaanic Kilduivcl,
is coegezonden. Wy hebben vele andere foorten, grote
en kleine, waar van wy eenige kleine in de twee voorgiunde Tafereclen,
met hare veranderingcn van tekening, hebben vcrtoont.
De Krokodillen zyn halfilag, levende zo wel in 't water, als
op 't landt. Daarwordt van gccuigt, dat zy zieh mecft in de
grote waterftromen, als den Nyl , den Niger, den Ganges, enz.
als ook aan de oevers der zeen onthouden, vrezende de dieptcn,
voor eerft om van de grote viflchen niet verfionden tc worden >
ten tweden om na by landt te zyn, daar zy hunne eieren op
heuveltjes in 'c zandt leggen, om van de zonne iiitgebroeit te
worden. Daar wordt OOK van gczcgt,dat zy zeer fchrikkig zyn
voor menfchcn, en op 't boren van de zclve de vlucht ncmcn>
maar dat zy alle dieren, die voor hen fchrikkig zyn, vervolgcn,
om hon te achterhalen en te verflinden.
De oude fchryvers, als Ariftoteks^ PUnius^ jElianuSf en andere,
hcbben de zelve onderde HagediiTengcftelts maar dat kan
met zyn, alzo zy een byzonder geflacht met hunne foorten uitmaken.
Nooic zag men Hagediifen, die met hunnen dun toelopenden
Itaart boven de drie eilen lang waren, daar de Krokodillen,
volwaflenzyndejwel over de twintigvoeten in lengte halcn.
Die wy hier vertonen, is nog geen jaar oiid, en van dat foort,
die van jaar tot jaar groter worden. De oude Grickfche en Romeinfche
fchryvers gctuigen,dat zy geen tong hebben, hct welk
zy bcter hcbben gewctea als eenige jonger fchryvers, die hec
T t 4 zonUcr