i ? 6 R E R U M NATURALIUM®
Num. 3. Lacertus, Africanus, cauda fpinofì.
Mafciilus hic cauda fpinis hórrida, & capite lato, grandi, Sakmandram refert terreftrem. Lingua
cralTa, brcvis, eft. Capitis fupremum fquama: tegu.it infignes, admodum venufta;. Oculi valde vidcntur
minuti effe-, fiquidem fuperiores palpebrx, Liorcs, facillimc illis fefe obrendant Ita fcilicet cavi:
Conditorfapientiffimus, ne, dumper fenticeta fe torauet Animalculum, oculis quidquam immmeat
noxx. Supini corporis, pedumque, iquama.- dilutè ctrulci funt co oris, laterales vero faturatioris, quafi
plumbei Lineóla: faturatè fpadicex (quamulas prxterea pulchrc diftinguunt ad dimidiatam usque co^
pons pattern, rum & per femora & pedes. Pedum quilibet quinqué po let digitis, bosque acua &
adunci ungues armant, prout in tote Lacertarum genere obtinet. Caiidam ab extremo truno dispefcunt
fquama: longi, acuminata:, annulatim & ferratim, auafi per artículos inter fe junúa.-. Malculini hic
íexus effe putatur ob capitis latitudinem, & fquamas colli acuminatas atque rigentes.
Num. 4. Lac irta, Africana, cauda fpinofà ; famella.
C.ipite minor eft fno mare, cauda brevior, aliasque gerit fquamas oblongas, dilutiores. Cmera vero
parum differt á prarcedente Num. j , tam colonbus , qnam forma. Dantur & hujuscc (peciei Lacerta: in
Promontorio Bona: Spei, fed minores multò, & colore obfcurè fufco per totum fere corpus pifta:, quas
alio loco repta:fentabimus.
T A B U L A OCTUAGESIMA ET QUINTA.
N u m . I. Serpens Porfhyrius, Brafdienjls.
Supinam corporis faciem elegantiffima otnat è rubro, albo, nigro & flavo, mirè inter fc miftis, variegacio,
venarum quafi referens contextura. Ventrales fquamoe ex albo, nigro, & rubro, quoque pidjE
funt. Caput latum grandibus tegitut fquamis verficoloribus, vimlino ca:terum capiti non ablimile. V ulcus
ferox eft. Rara eft hxc Serpentum fpecies, ôc infrequenter hasce in oras transfertur.
N u m . 2. Lacerta, Americana, maculata.
Squamula: tenues, ex ca:ruleo albicantes, maculis ex nigro variegatis diftindx , totum corpus uniformiter
inveftiunt. Margaritas fèrè effe dixeris fquamulas illas albefcentes, quoe dorfum verlus dispolitx
funt. Lingua longa, emilfilis, qualis Serpentum, bifurcara eft.
N u m . 3. Lacerta, Americana, minor, carulea, ArgUS diàa.
Cluum vefte quafi ocul-ità fuperbiat, Argum dixerê. Caput & caudam fi exceperis, cxrera uniformis
otnat piftura. Caput vero, caudam, & ventrera, color dilutè coeruleus, ex nigro variegatus, inveftit. ,
Num. 4.
V Y F EN TACHTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. BraziUamfihe , fchom gemarmerde .,
Slang.
1 geel wonderlyk e
Num. 3. Afrikaanfche tíagedis, metemßeh-
Ugen ßaarti hct vtametje.
Hetzclïchcefteengroot, breed, hoofdt, gdykende naar de
knd-Salamander, met een dikkc, kortc, tone. Het hoofdt is
van boven met rchone,grote, fchobben bekleed. Het fchynt als
of die dier kleine oogen heeft, om dat dc boven-oogleden, die
niim zyn, daar ligt over been vallen,om dat zy in het doorkruipen
van ruigtens de oogen niet zouden befchadigen, het welk
cene voorzorge van den al-voorzienden Schepper is. De fchobben
op 't bovenlyf en de benen zyn licht, en de zyden donker
blaauw, als loot. Boven op de fchobbedes is deze Hagedis met
donkcr bruine ftreepjes tot op de helft lierlyk getekent, gelyk
ay mede is over de benen en voeten. Zy heeft vyf vmgers, of
teencn aan ieder poor, met fcherpe, kromachtige, nagels, gelyk
alle HagedilTen hebben. Dc ilaart is van het achterlyf met
lange, puntige, fchobben, die zieh rings- cn zaagswyze, als
met leedtjes, vertonen, gefcheiden. Deze wordt voor het mannctje
gehouden, om zyn breed hoofdt, en aan den hals opítaan.
dc, ftmcrpe, fchobben.
Num. 4. Wyfje'van de Hagedis uit Afrika, met
" ' " ßaart.
^ ^ n Cerlyk door
• het" ganfche bovenlyf. De buik-
Zy hccft een kleiner hoofdt, korter ftaart, en andere, lang-
•werpige,cn lichter fchobben. Verder verfcheelt zy weinig van
het voorgaande mannetje. Num. zo in verwen, als gcdaante.
Daar zyn Kaapfche van het zelve geflacht, maar vecl kleiner
, hebbende een donker bruine verw byna over het ganfche
lyf, daar \vy elders van fpreken.
Zy is met rood, wir, zwart c
een geädert cn gewerkt Over „ , • , „
fchobben zyn mede met zwart, wit en rood getekent. Het
hooidt is breed,met grote fchobben,van verfcheide verwen,getekent,
in gedaante van een kalfshoofdt. Deze flangen zyn raar,
cn komen felden in deze landen. Zy vertonen een grammig
wezen.
Num. 1. Weß-lndifche gen>lahe Hagedis.
Zy heeft fyne, Witte, fchobbetjes, naar den blaauwen trekkende,
met zwart gemarmerde vlakjcs Over hct gchele lyf, van
eencrlei tekening. De witte fchobbetjes vertonen zieh opwaarts
als pareltjes. Zy hebben een lange,uitftekendc,tong,gefpletcn,
gelyk die der Hangen.
Num. 3. Blaaww Hagedisje uit de Spaanfche
Weß-indieu, Argus genaamt.
Zy draagt den naam van Jrgas, om dat zy als met Argiis-oogen
overkleed is. "Bchalven het hoofdt en den Haart is ze van cen
gclyke tekening. Het hoofdt en de Haart, met hct ondcrlyf,
zyn licht blaauw, met zwart gemarmert.
Num. 4.