Op de kz. ziet men het Batenburgsche wapenschildje als opperschild op de
borst van den dubbelen Kijksarend op een wapenschild, dat door den Baten-
burgschen heim met zijne helmteekens gedekt is. Omschrift, na het dusge-
naamde Geldersche kruis:
MONETA * NOVA * AVREA ♦ D * BATEN
Het laatste beteekent: de Batenborgo.
G. weegt 6,8 w. Z®. Ons alleen' bekend in de verzameling van Professor
serrure te Gend.
Deze munt is afgebeeld in het Thresoor, Muntbeeldenaar des jaars 1580. In de
Ordmnantie des jaars MDLXXVITI lezen wij boven de afbeelding van dezelve:
// Desen dobbelen Ducaet van Batemborch met eenen Arent in den schilt ende
0 vier scherkens in de borst van den Arent geconterfeyt na den Ducaet van Ni-
//megen verclaert voor billoen.//
Wij hebben boven gezien dat de Nijmeegsche dubbele dukaat, die tot voor-
beeld van de tegenwoordige munt diende, reeds voorkomt in een Beeldenaar
van 1560. Waarschijnlijk is ons stuk dus ook omstreeks dien tijd geslagen
geworden.
De Heilige Stephanus was even min als ook misschien de Heilige Luderus,
die ons zoo straks zal voörkomen, Beschermheilige der Heeren van Batenburg,
Terwijl Heer Willem een der onderteekenaars was van het verbond der Edelen
en een vurig voorvechter van de vaderlandsche vrijheid, die hij dapper tegen
den vreemdeling verdedigde, en daardoor ook, toen hij ten jare 1573 aan het
hoofd van een legertje tot ontzet van het benaauwde Haarlem (later zoo trou-
weloos door den wreeden Spanjaard gedeeltelijk uitgemoord) bij het Huis te
Manpad sneuvelde; — terwijl hij, zeggen wij, zieh zoo zeer in de bres stelde
voor de vrijheid van zijn vaderland, inoest hij het bekomen van geld, die zenuw
des oorlogs, zoeken in het doen vervaardigen op minder gehalte, van nabootsin-
gen der meest gezöchte gouden en zilveren Europesche muntspecien van zijnen
tijd. Hij bootste ze echter zoodanig na, dat die muntspecien toch altijd nog
zijnen naam en titel droegen.
Zij heetten in die dagen 0 gheconterfeyte munten.0
Wanneer wij de verschillende, op last van Heer Willem geslagene muntspeeien
zullen afgehandeld hebben, willen wij mededeelen, welke klagten er in de
Muntplakaten, wel ook van Keizer Karel V , meest echter van zijnen zoon en op-
volger Eilips I I , tot op het jaar 1576 (zoo verre loopt toch alleen" ons bestek)
aangeheven zijn geworden over het misbruik, dat onder anderen ook de Heeren
van Batenburg van hun muntregt hebben gemaakt.
De Knapkoek, die wij onder N° 2 afbeelden, en eene slaafsche nabootsing is
van de Nijmeegsche, door ons boVen op PI. I onder N° 3 en 4 medegedeeld,
kan, daar zij de omstreeks den dood van Heer Gijsbert in onbruik geraakte oud-
Duitsche letters in hare omschriften voert, wel in dien tijd geslagen zijn: maar
om het läge gehalte, ja aan zilver bijna gelijke goud, der munt, die zij navolg-
de, en waarop dus veel te verdienen was, meenen wij dat zij nog tot den tijd
van Heer Willem behoort, hoewel wij ze eerst op de rei der munten van Heer
Gijsbert (t 1525) hadden willen laten afbeelden. De Batenburgsche Knapkoek
is ons het eerst in de Ordonnantie van 1578 en daaraa in het Thresoor van 1580
in afbeelding voorgekomen; in het laatste volgt ze dadelijk na den Nijmeegschen.
Hoe het zij, de onze heeft op de vz. het beeid van den Schutsheilige van
Nijmegen-, den eersten Christen-Martelaar Stephanus, met den palmtak in de
regterhand, terwijl hij met de linker een bak met steenen vasthoudt, gelijk
veelal de martelaren worden afgebeeld met de werktuigen hunner marteling in
de hand. Het omschrift luidt:
S * SWSPH2S PROMIO.
d. i . , gelijk wij reeds bij de Nijmeegsche munten gezien hebben: Sanctus
Stephanus protomartyr; of: de Heilige Stephanus de eerste bloedgetuige.
De kz. is gelijk aan die van den Nijmeegschen Knapkoek, met uitzondering
dat de Batenburgsche scheerkens of schaartjes op het hart van den dubbelen
arend rüsten. Omschrift, na een thans schuins geplaatst, dusgenaamd Gel-
dersch, kruis:
Monerrczs • dovt? ■ k v r s t s bTsrosn.
De letter B heeft, gelijk men in de afbeelding ziet, eene zeer bijzondere
gedaante.
G. van zeer siecht gehalte; weegt 1,9 w. en is van Z®, daar de munt ons al-
Jeen bekend is in de verzameling van Professor serrure te Gend. Zij heet in de
21