( Opschrift) Denn Ersamen, vursichtigen vnnd weisen Bürgermeister, Schaffen
vnd Rait der Stat Nymegen vnsern besondern günstigen guten frunden.
Naar een in 1589 genomen afsehrift, voorhanden op het
Nijmeegsch Archief.
De Akensche brief van den 7 November 1528, vermeld in den zoo even
medegedeelden brief dier stad van den 26 Januarij 1563, is in de Handvesten
van Nijmegen, bl. 275, uitgegeveri, doch onnaauwkeurig en, ten ge-
volge van eene meer dan gewone vergissing, als geschreven te zijn den 12 November
1423. De Heer guyot gaf hem daarom nog eens, letterlijk getrouw
naar hetzelf de authentieke afsehrift, waarnaar hij in de genoemde Handvesten is
uitgegeven, (welk afsehrift gevonden wordt op folio f f , verso, van het oude
Leger- en Privilegieboek van Nijmegen,, in het Archief dier stad nog voorhanden
,) nogmaals in de gemelde Bijdragen uit.
De, in dezen brief van 7 Nov. 1523 voorkomende (maar uit de lucht gegre-
pene en dus, natuurlijk, ongestaafde), verzekering van de Akensohe regering
van dat jaar, dat hare stad brachten» eenen keizerlijhen Privilegiebrief het muntregt
bezat, werd veertig jarenlater, blijkens den hier voor medegedeelden brief
van den 26 Januarij 1563, door de toenmalige regermg dier stad naar eisch
gelogenstraft.
Vnse fruntlicke gruyss mit gonstigen vermoigen altzijt zo voiren. Eirsame
ende wijze, besunder guede vriende, Vre schrifften an ons gesant, inhaldende
vch verkondigen, wie hoige, na vermoigen onsser priuilegien, vnse muntze in
vnsser stat sijn solde ete., hauen wir hoeren lesen ende verres inhalz verstanden.
Ende vch dairop so vernemen, datz wir priuilegien hauen, vns durch
keyserlicher Mal. verleenhennt, bynnen onsser stat moegen montzen, so hoigh
as wir int gemeyn moigen, golt ende silueren. Doch, langh jaeren her, geyn
gülden noch silueren pennongen, durch vpstijgen des geltz, in onse stat gemunt.
Ende, dat yr .vememen moight, wije onse stampen in onsser muntzen geweest,
schicken wir vch hierbij onse hoige ende neiderste pennongen, die dair selifft
in onsser stat gemuntzt sijnt, dairaff der beste itzo wert zijnde tzween stuuer
ende eynen haluen brabandtz, so aduenant der cleynäte enen haluen stuuer
ende een oirt brabantz, in welcker formen zijn öick onse gülden montze ge-
slagen, dat ijr alles wijder informacie ende berichtong aff zo vernement hauent.
Vnd, günstiger gueder meynongen nyet willen bergen, vch vorder sust (1)
mit onssen priuilegien; dae ijr oich gelijck ons priuilegiert ende benaedt (2)
zijdt; fruntschaflf ende guetgefallen erwijzen muchten, zijnt wir zo geneight,
ken Got Almechtich, der vch mit vrouden (3) bewaer. Gescreven V I J \ No-
uembris anno etc. XXIIJ«. [7 Nov. 1523],
Bürgermeister, Scheffenen ende Rait des Koninclichgen
Stoils ende Stat Aken.
(Opschrift) Den eirsamen ind wijzen Bürgermeister, Scheffen ende Rait
der Stat Nijmegen, onsen besunder günstigen gueden vrienden.
Zien wij thans, hoe, ten jare 1567, de stad Nijmegen muntlid werd van de
Westfaalsche en Nederrijnsche Kreitsen, naar aanleiding van het ons door den
Heer guyot in het boven aangehaalde IVe Deel der Bijdragen medegedeelde:
In 1561, 13 Nov. werd, door Keizer Fe r d in a n d , de stad Nijmegen, blijkens
de op het archief dier Stad nog aanwezige insinuatie — met en benevens Margaretha,
Abdis van Thom; Willem van Uhledorff, Heer van Odenkirchen,
Dalenbroek en. Reckum [of Recheim]; Willem, Heer van Batenburg en Stein
Willem, Graaf van den Berg, Heer van Bilant; den Graaf.van Meurs, en de
stadNuis, ook alle— als geacht hun Muntregt te ontleenen vanRoomscheKei-
zeren of Köningen, of van het HeiligeRijk, gedaagd voor het Kamergeregt van
Spiers, wegens het niet nakomen van de muntverordeningen, vastgesteld op
(1) zmt of m ] Z66 staat hier .voor: sonst pf sonst; op eenige andere wijzen. Verg. kii.
(2) oenaedt of begnaedf] Begenadigd, begunstigd.
(S) vrouden] Vreugde; Verg. k ilia an op mtmmden.