Coibche witpenningen er op eenen Rijn-
schen gulden gingen, bl. 81.
Rijnstraat te Arnhem, bl. 106.
Rijsenburg (Wapenschild van), bl. 222.
Rijzing der muntspecien (Aanzienlijke) door
den oorlog, bl. 42.
Ringen of ci-rhels op de munten, waartoe deze
waarschijnlijk dienden, bl. 55.
Ritberg (Muntbus van) onderzocht, bl. 84.
Robert , JBisschop van I/uik, voor het Ka-
mergeregt van Spiers gedagvaard, bl. 29.
Robodo, bl. 102.
Roderlo, bl. 250.
Roermond (Munten van), besGhreven bl. 80—
91; deze stad in der tijd de hoofdplaats
van het tweede kwartier van Gelderland,
bl. 80.
R o ij e v a n W ic h e n (Yerzameling van den
Kolonel d e ) , bl. 48, 57, 88, 119, 247.
R öm e r (Ds.) , Predikant te Heil en Enspijh,
bl. 245.
Roos, wat die op eene Batenburgsche munt
beteekent, bl. 185 ; op welke andere munten
die voorkomt , bl. 186 noot.
Roosje op eene munt, bl. 1 0 4 , 121; in het
wapen van Zalt-Bommel, aldaar.
Roosjes tusschen de beenen van het kruis, bl.
4 6 ; als muntteekens en afscheidingstee-
kens, bl. 237.
Roosschelli/ng, bl. 75.
Roover of Snapham, bl. 53 noot.
Rotterdam, (Yerzameling van den Heer J. van
Dam D w z . te), bl. 42, 79.
R o u c k (T h . d e ) , den Nederlandtschen He~
rauld, bl. 216.
Roussy of Roucy, bl. 189.
Rozenobeb van Nijmegen, vermeld bl. 262.
R u d in g . Zie Annab.
R u d o l f I I (Muntslag onder Keizer), bl. 7 4.
Ruermundensisni, bl. 201.
Ruiten (Roode) in het wapenschild van Stein,
bl. 157.
Ruiterbeeid op eene Nijmeegsche munt, bl. 53.
Rwremonde. Oude spelling van Roermond,
bl. 81. .
R u t e r (H.) of R u e t e r , Secretaris van Zutphen,
bl. 100, 101.
8«
Saarwerden of Sarwerden, bl. 212, 214.
Sahel (Yeld van), bl. 214.
Sahsen (Hertog van), Gouvemeur van de Ran-
den van herwaarts over, bl. 146; Munt
van G e o r g e , Hertog van — , bl. 68.
Salm (Prins van), hoe deze aan Baer, l a -
them, Anholt, enz. is gekomen, bl. 142.
Sancì’ Stephan* Protom. Opschrift op eene
Nijmeegsche munt, bl. 46.
Sanctus Oswald/us. Opschrift op muùten,
bl. 229.
Sauvegarde van het land, bl. 185.
Scependomme van Nyemegen, bl. 39.
Scharen. Zie Droogscheerdersscharen.
Schattingen (De Edelen gedwongen om alge-
meene) te betalen, bl. 128.
Scheffen ofSchepens te Ahen, bl. 27; te Nijmegen,
bl. 28.
S cHELART VAN OBBENDORP (E r EDERIK.) , bl.
84.
SchelUng. Muntsoort, bl- 72.
Schepenen van Ahen,'b\. 27; van Nijmegen,
bl. 28 en volgg. ; van Zutphen, bl. 93.
Schepter in de hand der Maagd M a r i a , bl,
77.
S ch ym m e lp e n n y n ck (C o n r a i t ) te Zutphen,
bl. 93.
Schilden (Fransche), bl. 188.
Schildhouders (Leeuwen als), bl. 73.
Schipluiden. Zie B e e l a e r t s .
S c h le g e l* s Mimzbibel oder Bihlia in num-
mis, bl. 54..
Schlich (Munten der Graven van), bl. 181.
Schoonvorst en Sichem .(Munt van den Heer
van), bl. 44.
Schorsing van muntregt, bl. 83; schorsing in
het muntslaa/n, bl. 70.
Schotland (Gemeensehap van munten in),bl,
i9. | I
S c h r a s s e r t (J.), Besch/rijving van Ha/rder-
wjh, bl. 147; Codex Gelro-Zutphmicus,
bl. 245, twee malen.
S c h u y l e n b d r c h v a n Bommenede (Munt-
verzameling y.an Mevr. de Douairière > bl?
^33.
S c h u l t z J a c o b i. Zie J a c o b ï.
Schutsheilige van Nijmegen, bl. 35.
S o h w a r ts e n b e r g (Dr. M e l c h io r ) , bl. 80,
Secréetsegell, bl. 40.
Secundo-genituren,, bl. 205..
S e r r u r e (Yerzameling van Professor) te
Gend, bl. 38,. 4 2 ,; 48, 48, 58, 62, 63,
65, 67,, 70, enz. enz.
Severijnsdach (Sent) Episcopi, bl. 40.
i Sic exaltatùs. est jfilius homi/mis, Opschrift
op eene munt, bl. 164.
Sichemi Zie Schoonvorst.
S io r in g h e (L u d o l r h ) , ,bl. 140.
Sieraad (Roosvormig), bl. .209.
SigilVam van Nijmegen, bl. 86.
Sijne of beeldtenis, bl. 17 noot.
Simon en J u d a s (Dag der Apostelen), bl.
87. De eerste wel eens verkeerdelijk, zelfs
in authentieke stukken, Simeon genaamd,
bl* 272. -
S imonon , Traité historique et méthodique,
etc., bl. 169.
Sinter Claisgilde. Zie St. NiJcolaasgild, bl,
59.
Sit nomen Domini benedicttm. Opschrift op
munten, bl. 121..
Slang (Koperen), bl. 164.
S la n g e n (De'Heer), Numismaticus, bl. 49,
72, §8, .89.
Sleschat of Sleheschat, bl. 40, 93.
Sleheschat, bl. 52; elders sbeschat, zie bl.
40, 93 ; hoegrootheid van die te Zutphen,
bl. 98.
S l i o h t e n h o r s t , Geldersse Geschiedenissen,
bl 129 twee.malen, 181, 191, 198, 217,
218, 219, 221, 222.
Sloten der- Edelen (K a r e l de Stoute legt be-
zetting in de), bl. 128.
S. M. Wat deze letters op Batenburgsche
munten beteekenen, bl. 168.
S. Maria ora pro nobis. Opschrift op eene
munt, bl. 76.
Sm its (De Heer), Schrijnwerker te Amhem,
Numismaticus, bl. 109.
Snaphaan (Muntsoort, genaamd), bl. 58 ; be-
teekenis van dezen naam, aldaar, noot;
Nijmeegsche, aldaar ; Deventersche, bl.54 ;
die van K a r e l van Egmond en E r a r d
van der Marh, "■ aldaar,
Snede. Muntterm, bl. 100.
So help mij Got ende alb Heiligen. Eed-
formulier nit de zestiende eeuw j bl. 61.
Solothurn. Ook aldaar de Heilige Y i c t o r
vereerd, ;bl. 166.
SonderUngen> teylcen. (Gulden mit eneti), bl.
40.
S o p h ia van By land, bl. 199.
Spadum eens griefs ■, bl. 50.
S p a e n (W. A. v a n ) , . Oordeelhundige Inlei-
ding tot de Hbtorie van Cfelderland, bl.
125, 129, 133, 140, 143, enz.; zijne
t Historie van Gelderland, bl. 129, 250;
gebreken van ’s mans werken , en waardoor
veroorzaakt, hi. 252.
Speer, bl. 176..
Speramus meliora. Opschrift op eene munt,
bl. 242.
Spiers' (Kamergeregt van),. bl. 70, 7,1.
Spinnehoppen (Dubbelde arenden, veel gelij-
kende naar), bl. 119.
Spreuhen (Muntopschrift, ontleend aan het
Boeh der) , bl.. 55.
Stablo (Muntbus van) onderzocht, bl. 34.
Stad (Sleesehat. ten behoeve der), bl. 50; en
der kerken, aldaar.
Stadhouder van Gelderland, bl. 144, 146,
twee malen.
Stadsgebied (Omloop van munt bepaald tot
het), bl. 22.
Stads-munter, bl. 107.
Stamper voor Stempel, bl. 28.
Staten van Gelderland, vermeld bl. 107 ; er-
kenning van de oppermagt der Staten, bl.
128.
StedeUjke goudgulden van Nijmegen, bl. 37;
gelijk aan die jdes Hertogen,. bl. 37 , 40.
Stedelijhe munten van Nijmegen beschreven,
bl. 85—79; idem van Roermond, bl. 80—
91.
Steden (De) matigen zieh het regt van de
munt aan, bl. 8..
Steenen op de schouders van den Heiligen
S te p h a n u s op Nijmeegsche en Batenburgsche
munten afgebeeld, bl. 62, 159.