M e s s ( J e l i s s ) of M e ts s , Assayeur of Proe-
ver te Zutphen, bl. 98; ziine instructie,
bl. 101.
Metta of Mechteld, bl. 212.
Metz (Type der munten van de Bisschoppen
van) bl. 85 noot.
Mews ( E l i s a b e t h , Gravin van), bl. 212;
wapenschild van —, bl;. 214; de Graaf
van — voor het Kamergeregt van Spiers
gedagvaard, bl 29 ; V in c e n t , Graaf van —,
bl. 144 ; Muntbus van — onderzocht, bl.
34.
M i c h a e l (Afbeelding van den Aartsengel),
bl. 170.
M i c h i e ls v a n V e r d u y n e n (De Baron) te
Maastricht , Numismaticus, bl. 91, 142,
twee, malen, 203, 209, 262, enz.
Middellijn eener munt, bl. 77.
M ie r i s (E. v a n ) , Charierboek van Holland
en Westfriesland, bl. 158; Beschrijving
der BisschoppeUjk- UWechtsche Munten en
Zegels, bl. 220.
M ijt, naam eener munt, bl. 45, ook muter
genaamd; waar aldus geheeten, bl. 108,
110; waarschijnlijk de zelfde als moerhen,
bl. 108*
Milling en, bezitting der Heeren van den
Berg, bl. 199.
Minderjarigheid van Karel van Egmond
(Beroerten tijdens de), bl. 95 ; Munt ge-
slagen tijdens de — , bl. 96, 1 1 7 , 121.
Moderkircken of Moederkerk, bl. 83.
Moeder des Heilands (Afbeelding van de),
bl. 16.4.
Moederkerk van Boermond, bl. 85 ; idem van
Arnhem, bl. 108.
Moerken of mijt, bl. 7 8 , 108, 110 (mis-
schien h a lf moerken).
Moi/rsze of Mews (Heer van), bl. 131.
M o n e n ’s Deventer, bl. 251.
Moneta Arnemensis. Opschrift op eene munt,
bl. 108.
Moneta de Batenborg nova. Opschrift op
eene munt, bl. 153.
Moneta nova aurea novi/mag. Opschrift op
eene Nijmeegsche gouden munt, bl. 38.
Moneta nova S. Bomelis. Opschrift op
eene Zalt-Boemelsche munt, bl. 120.
Moneta Saltsbomel (sic). Opschrift op eene
Zalt- Boemelsche munt, bl. 121.
Monnoyes en Argent da Cabinet de Vienne,
bl. 54, 59, 62, 67, 68, 69, 74, enz.
enz.; er kunnen gegronde aanmerkingen op
de iuistheid van dit werk gemaakt worden,
bl. 232.
Monnoyes en Or da Cabinet de S-. M. I’Em-
pereur, bl. 35 noot, 48, 44, 166, Supplement.,
bl. 8S; aanmerkingen op de op-
schriften in dit werk, bl. 232.
Monster (De. Gemeente), bl. 223.
Monster op eene munt, bl. 53.
Monte (C o n s t a n t in u s de), bl. 191*
Montei (;Moneta de). Opschrift op eene ’s Hee-
renbergsche munt, bl. 201.
Montfoirt (Ambt van), bl. 81, 82.
M o zes (Koperen slang van), bl. 164.
M tjn n ic k s v a n C l e e f f te Utrecht (Verzameling
van den Heer Dr), bl. 58, 62,
63, 67, 69, 74, enz. enz.
Munt (Het slaan van) bron van inkomst voor
de stad Nijmegen, bl. 5.
Munt (Voorlezing over de) te Zutphen,
bl. 92.
Muntbepaling des jaars 1422, bl. 134.’
Muntboek. Zie V e r k a d e .
Muntboeken (Duitsche), bl. 184.
Mu/ntbussen (Onderzoek van), bl. 33.
Munten der Fränkisch- en Duitsch-Neder-
Imdsche Vorsten, bl. 36.
Munten van Brdband en Limburg, bl. 182 ,
184, 137, 152, 187, 247, 252, 262;
zie ook over de munten der Hertogen op:
Braband en Limburg.
Munten van de Geldersche Heeren o f Dynasten,
bl. 125—252.
Munten der. Graven en Hertogen van Gelderland.
Zie Gelderland.
Munterloen, bl. 116.
Muntheers (De naam eens), bl. 154.
Munthuizen te Arnhem, bl. 107; te Hedel,
bl. 209; te Batenburg en ’sHeerenberg,
aldaar..
Mumtinstructien en Muntmeestersrekeningen
van ’s Heerenberg verloren gegaan, bl. 216.
Muntkruis (Dusgenaamd Geldersch), bl. 48.
Muntlid, enz., bl. 6.
Muntmateriaal van Nijmegen en Batenburg,
waaraan ontleend, bl. 265.
Muntmeesters van Batenburg, niet p p hunner
bij name bekend, bl. 178.
Muntmee8tersteeken, bl. 69.
Mvmtoräonnantien van Nijmegen, bl. 34.
Muntproefdag te Keulen gehouden, bl. 33,
73.
Muntreg aal, bl. 5.
Muntregt (Schorsing in het), bl. 6.
Muntsteden (De vier Geldersche Hoofd-), bl.
202. Muntsteeg te Arnhem, bl. 106.
'Muntstempels (Veelheid der) in de middel-
eeuwen wegens het breken derzelve, bl.
69; Muntstempels nog te Bommel voor- j
handen, bl. 7.'
Muntstukken (Het getal) in de middeleeuwen
niet zoo talrijk als later, bl. 8.
Muntteeken (?) eens graveurs, bl. 46.
Muntverordeningen van het Duitsche Rijk
(.Nijmegen munt volgens de), bl. 6.
Muntvervalsching immer zwaar gestraft, bl.
139; hoe bij de Romeinen, aldaar; in later
tijd, bl. 140; bij de oude Engelschen,
bl. 267, 268.
Muntvoet (De stad Nijmegen verändert van)
bl. 7, 72.
Münzbelustigungen (K ö h l e r ’s) , bl. 216.
Münzbibel. Zie S c h l e g e l .
Münzcabinet van J o a c h im , bl. 54.
Münzschlussel. Zie H o ffm a n .
Museum numarium Milano- Viscontianum, bl.
108.
Muter. Naam eener munt, bl. 45; ook mijt
■ of moerken genaamd; derzelver munting
bevolen, bl. 50; fijn zilverinhöud dier stuk-
ken, bl. 51, 53, 57.
Muterken. Zie mijt of moerken -of muter.
Muts op eene munt afgebeeld, bi. 214.
N.
Nabootsingen der meest gezöchte gouden en
zilveren munten, bl. 160.
Na Ko. Phs penings geholt,. enz., bl. 69.
Na Philippus penings gehalt, enz. Opi
schrift op eene Nijmeegsche munt, bl. 68.
Namen (Heerlijkheid in) , bk 248.
Nancy. Jaarwedde van den Gelderschen
Muntmeester aldaar bepaald, bL 263.
Naslag der Konimklijke Munt, bl. 26.
Nassau (Het Huis van) erft de goederen van
Polanen, bl. 225.
Nationale middeleeu/iosche munten (Studie der),
bl. 205.
Necrologium Eltense, bl. 193.
Nederdmische opsch/riften op munten. Zie
Opschriften.
Nederduitzlandt, bl. 16.
Nederrijnsche kreits. Zie Westfaalsche.
N e e f {Lieve). Titel onder aanzienlijken, bl.
150.
Neomagum, bl. 36.
Nereus (St.), bl. 289.
Neva {Moneta). Opschrift op eene munt,
bl. 208.
N i c o l a i (Mr. A d r i a a n ) , CanceKer van Gelderland,
bl. 266.
Niemag ensche silver en penning -, bl. 54.
I Nyber (Nyclaes) , Hertogelijk Muntmeester
te Nijmegen, bi. 37, 93, 261 ; de zelfde
Muntmeester te Zutphen, bl. -93, 94.
Nijhoff, Bijdragen voor Vaderlandsche Ge-
schiedenis en Oudheidkunde, aan geh aal d
bl: gjj twee malen, 33, 41, 70, 130,190;
Gedenkwaardigheden m t de Geschiedenis
van Gelderland, bl. 81, 107 noot, 109
noot, 130, 132, 133, 134, 140, 141,
143, 144, 145, 146, 147, 190, 245,
248, 249, 259.
Nijmegen. Onzeker wanneer deze stad het
muntregt verkreeg, bl. 4; muntlid. van' de
Westfaalsche en Nederrijnsche kreitsen,
aldaar; vervolgingen tegen haar voor het
Kamergeregt te Spiers, bl. 4; Privilegie-
brief aan haar gegeven, aldaar ; handvesten
dier stad vermeld, bl. 5; na 1563 het
muntregt aan deze stad niet meer betwist,
bl- 6, 72; vroeger in pandschap van het
Rijk bij den Koning van Spanje Filips H,
bl. 25 ; munt haar geld op het gehalte en