welligt bijgevoegd om zieh rekenschap te geven, hoe het kwam dat men Steven en
Diederik beiden als Heeren van Anholt genoemd vindt. Volgens den Heer ta-
dama , aan wien wij deze mededeeling te danken hebben, is de conditio resolutoria
van de huwelijksvoorwaarden vervuld geworden, is Johan van Zuylen
zonder kinderen, althans zonder mannelijke nakomelingschap, overleden, en is
Steven door Diederik, het zij dan zijn tweede zoon, het zij zijn broeder, op-
gevolgd. De Steven van 1372 is dad weder een ander, die ook welligt vóór
zijn vader is overleden. Er komt op den jare 1390 nog een Steven van Zui-
len voor bij n ijh o ff, t. a. pl. D. H I, bl. 146. Anholt nu is door Hérburge
van Zulen aan harén man Herman van Ghemen ten huwelijk aangebragt. Zij
is in 1399 weduwe. Hare dochter Margaretha bragt Anholt in het Huis van
Bronkhorst.
Gaan wij thans over tot de beschrijying onzer munt.
Zij is een botérager, eene munt, ons reeds vroeger voorgekomen (zie onze
Munten van Braband en Limburg (Haarlem 1851), PI. X III, N" 3 en 6 , en
onze Munten der Granen en Hertogen van Gelderland (Haarlem 1852), PI.
V, N" 2 , 7 , enz.
In het helmsieraad, boven de kroon op de bot of boot van den leeuw, ziet
men thans twee vleugels;- op eene van deze is eene zuil zigtbaar. Het om*
schrift luidt: _
sm sp ijT S ß v s i D o rra n s s v e s d s is • z i k d o m s d .
De kz. heeft, gelijk alle botdragers, in het midden een gelijkbeenig, aan de
einden gebloemd, kruis, omringd door twee reijen omsehriften; in den buiten-
sten rand leest men:
^ BSHSDIGWVS 5 GVI! VSHPH! IH ! HOÍIJIHS1DOSRIHP
d. i. Gezegend die kamt in den naam des Heeren.
In den binnenrand staat:
.£« MOHETffiS * TSKOMEKSIS.
Men ziet hier de verzachte schrijfwijze van Anolt voor Anholt, die ons nog
eenige malen zal voorkoanen.
Z. weegt juist 3 w. Is van Zs , als alleen bekend in de verzameling des
Heeren i. a. s tb i c k e r te ’s Gravenhage.
GIJSBERT t i432.
V an spann geeft ons van bl. 279—308 eenige //Berichten aangaande de
«Bannerije en de Heeren van Bronckhorst,// en verder van bl. 309—332
eenige //Berichten aangaande de Bannerije en de Heeren van Bronckhorst,
// Batenburg en Anholt.// Daar wij nu in dit werk alleen met mimten en der-
zelver Mmtheeren te doen hebben, behandelen wij uit de nakomelingen van
den eerst voorkomenden adam de bronckhorst Ingenuus, die tussehen 1127
en 1131 getuige was van gerard , Graaf van Gebe, alleen den door van spaen
op bl. 284 vermelden willem, Heer van Bronckhorst en Batenburg, die in
1317 door den Keizer beleend werd met Batenburg, en in dat zelfde jaar het
regt van Toi en Munt bekwam. Hij overleed in 1328. Of er van de door hem
geslagene munten nog te vinden zijn, is ons onbekend.
Daar wij geene eigenlijk Bronckhorstsehe munten, dus ook niet te Anholt geslagene
, hebben aangetroffen, moeten wij ons alleen bepalen tot die Heeren van
Bronckhorst en Batenburg, welke te Anholt hebben gemunt, en onder deze
treffen wij op de munten het eerst aan gijsbert van bronckhorst , Heer van
Batenburg en Anholt, die in 1432 overleed.' Omtrent den tijd van zijne ge-
boorte schijnen de opgaven verloren te zijn gegaan. Van spaen vermeldt van
hem op bl. 310 het volgende (door ons uit nijhoff aangevuld) :
//Nog. zoon genoemd 1390, 1399. Filius de Batenburg, Baad van Hertog
» keI nald van Gelre, 1402 {Archief van Neerijnen). Hij verpandt met zijne
»vrouw de Heerlijkheid Batenburg aan zijnen Broeder, Heer johan van Berit
laer, Heer van Helmont en Keerbergen, zoo als hij die van zijnen vader, Heer
//diederik van Bronckhorst en Batenburg, geerfd had, voor 3600 Eransche
//Schilden 1408. Raad van Hertog retnaxd van Gelre 1409 (k em p , in zijne
ii Beschrijving van Gorinchem). Bezegelt den brief, waarbij Frederik van Ulft
//zijn slot Ulft tot open Huis van den Hertog van Gehe maakt 1411 (n ij -
//h o f f , Gedenhaaardigkeden, D. I I I , bl. 317). In 1412 verpandt Jan van
//Berlair, Heer van Helmond, de Heerlijkheid Batenburg aan den Hertog van