recht ende sleschat van elcke merck fyns ailuers lxxx oirtkens vurscr. maict iij
sch. iiij dn. Item noch sali die meister gehouden syn tè betalen all dié remedien,
die hij genamen sali hebben, in den alloy ende in der snede, des sali
die muntmeister hebben een halff greyn op elck merck werckx ende vier der
pennyngen vurscr. op elcker merck werckx, want der pennyngen voell syn op
den merck ende dat men se nyet just noch nae eenre sweerte snyden en mach.
Item so sali die muntmeister hebben dat dair noch blijuende is, voir syn brassage
V sch. xi den. To wethen van werckloen, mnnterloen van voir die
yseren ende loen van den ijser to snijden, loen van den weerdeyn, huyshuer,
lakynge ende van allen anderen onkosten v sch. xi dn. Vnd die muntmeister
vurg. sali desen pennynck aldus munten nader ordinancien vurscr, gelyck die
cedulen dat inhouden ind allet sonder argelist. Deser çedulen syn twee alleens
inhaldende, dair van die .stat van Arnhem ende die muntmeister elckx oen
hebben auerdragen.
Naar het gelijktijdig afschrift op papier, berustende in het
Archief der stad Arnhem.
I. A. NIJHOIT.
Die oirt stuuer is hoogst waarschijnlijk onze N° 3 , waarvan wij, door gebrek
aan een-goed bewaard exemplaar, eene onvolkomene afbeelding in der tijd gaven
in onze Munten der Graven en Hertogen van Gelderland, Pl. X III, N° 17.
Wel hadden wij dezé munt, tijdens de eerste inzending onzer Prijsverhande-
hng, onder de stedelijke munten van Arnhem gerangschikt, doch later, op aan-
raden van eenen kundigen numismatischen vriend, onder die van de Minderja-
' rigkeid van Karel van Egmond opgenomen.
Later, toen wij een volkomen goed bewaard exemplaar in handen kregen, en
wij de zekerheid hadden dat er te Arnhem eene kerkelijke munt bestaan had,
kwamen wij tot onze vroegere overtuiging terug, en geven het muntje thans,
gelijk het is, als een stedelijk Amhemsch geldstukje.
Vz. De oud-Duitsche kapitale letter M binnen eenen cirkel. (Umschrift:
* GO'GSSSTI » SD3SH1BIGI » GOGS'
d. i. concessa matrici ecclesiae ; of: Vergund aan de moederkerk.
Kz. Een gebloemd en zeer versièrd kruis, mede binnen eenen cirkel, Om-
schrift, na een arendje als muntteeken:
moKsniTs » 2 s s R ß sm s n s
Z. B. weegt 0,9 w. Z4. Kabinetten van de Heeren KEEIÎ., de v eije en van
oer CHIJS.
Ongeveer tot den zelfden tijd , of misschien tot de dagen van Karel van Eg-
mond, gissen wij te behoorèn het door ons onder N° 4 afgebeelde muntje, dat
wij ook oorspronkelijk aan de stad Arnhem toeschreven, en als zpodanig bij de
eerste inzending onzer Verhandeling in de Afdeeling: Heeren en Steden van Gelderland
hadden gebragt, doch daaruit later hadden teruggenomen en onder Ae
munten der Minderjarigheid. van Karel van Egmond hadden geplaatst. Zie aldaar
(naar eene teekening genomen) Pl. XIV, N" 4.
Thans bestaat er bij ons niet de minste twijfel meer of het is mede een
kerkelijk stedelijk-Arnhemsch muntstukje.
Vz. Het Geldersche wapenschild binnen eenen'cirkel. Omschrift:
SHOD * DOV7Î * 7ÏSRRSMS
Kz. Een eenvoudig gevoet kruis, tusschen welks beenen de letters:
2S S - R XI .
In den rand staat:
IK. | ßOM | IDS D | OMI
Z. B. weegt 0,8 w. ZÄ. Verzameling van der ch ijs .
N° 5 ¡seiden wij vroeger niet te weten tot welken tijd juist behoort.
N° 6 kan wel uit de laatste jaren der regering van Karel van Egmond zijnr
Er komen letters van tweederlei vorm op voor. Ware zulks niet het geval, dan
zoude het muntje ook tot den tijd van Karel V kunnen gebragt worden. Vroeger
(zie de Munten der Graven en Hertogen van Gelderland (Haarlem 1862), bl. 167
en Pl. XIX, N" 6 aldaar) meenden wij dat het tot den tijd van Hertog Willem
I I , Karel’s onmiddelijken voorganger in het gebied over Gelderland, zoude
kunnen behooren, maar thans hellen wij over tot het denkbeeid , dat er van
dezen Vorst hoegenaamd geene Hertogelijke Geldersche munt bestaat; daarom
zoude dit kerkelijke echter ook onder zijne regering kunnen geslagen zijn.
Op de vz. ziet men een klein wapenschildje, waarop twee klimmende, elkander
volgende, leeuwen (Gelderland en Gulik?). Het omschrift luidt:
MONE•NOVA■ARNEMEN