» Ridderschap en Steden deed bezegelen ; maar het Huis van Bourgondie bragt
»hen onder kaeel en maximiliaan tot meerdere onderwerping. Men vindt
»hen onder den naam van Bannerheeren op de gemeene Landdagvaarden be-
»schreven, en met de Hoofdsteden hadden zij het meeste bewind in handen.
»Hertog kaeel bragt eene groote verandering hierin te weeg, waartoe vreemd
» bezoldigd krijgsvolk hem zeer dienstig was. De Bannerheeren hielden meest
»de zijde der Oostenrijksche Vorsten, die zij williger boven zieh zagen, dan
» een afstammeling van het Huis van Egmond, dat opgekomen was door een
» Huwelijk met de dochter van arkel ,. en anderzins niet tot de Illustre Huizen
»behoorde; ook zagen zij daar meer voordeel in. Zelfs zijne naaste bloedver-
» wanten waren in Keizer karel’s dienst. Dus behandelde hij de Bannerijen
» vijandelijk, nam die in , en legde bezetting in: de Sloten, naar welgevallen,
» Zij wierden door hem gedwongen, algemeene schattingen te betalen, en van
»vrije Heeren werden zij leden van Gelderland, hoewel men hen met.hunne
» eigene ingezetenen en huishouden nog Het geworden.
» Toen Keizer k a e e l Gelderland bemagtigde volgde hij de zelfdh maatrege-
»len, en de Bannerheeren verminderden aEengskens in inwendige kracht , want
»zij kwamen onder het dubbel juk van Keizer en van Landvorst, .die ka e el
»vereenigde. Hun' Staat werd nog erger, toen Nederland zieh aan de. Spaan-
» sche dwingelandij onttrok; al de Bannerheeren waren of mindeijarig of Spaansch-
»gezind; dat gaf gelegenheid of voorwendsel om hunne goederen in beslag te
h nemen, die niet losgelaten werden, alvorens de oppermagt der Staten erkend
» werd. Staatkundige voorzigtigheid, veel meer dan goed regt, vernietigde de
h Bannerheeren, als een stand in den Staat, en sedert werden die weleer vrije
» en onmiddelbare goederen niet anders dan onderheerlijkheden besohouwdi.
»Een overblijfsel daarvan was- dat de Graaf van Kuilènburg, en na hemi de
»Graaf van Waldeek, in het kwartier van Nijmegen, en de Graaf van Elodorp
» (de reden daarvan is onbekend) in het Graafschap Zutphen, den voorrang hoff
ven de andere verschreven Edelen in de Ridderschap toegekend werd; gelijk
»veel vroeger gijsb er t , boeder te Wisch, in het Kwartier van Veluwe, altijd
//aan het hoofd der Ridderschap stond, en dan voerde het Reces den titel van:
»Réces van Bannerheeren, Ridderschap en Steden, hoezeer zieh in Veluwe geen
»Bannerij bevond, en gijsbeet van Wisch alleen Overhagen bezat; zulks be-
»wijst, dat de staat van Bannerheer zoo wel personeel als reeel was, te weten,
// zoo wel in de hooge geboorte, als in het bezit van een onafhankelijk goed
//bestond.«
Aan het einde van dit kort betoog, dat echter toereikende was om des Heeren
van spaen’s meening over den aard der Bannerheeren te leeren kennen, be-
loofde hij, (zie bl. 278) bij bekwamer gelegenheid die, even als andere gCdeel-
ten van den ouden Staat van Gelderland, te zullen uitwerken, dewijl de Schäkels,
aan een hangende, ieder niet wel afzonderlijk behahdeld konden worden.
In het ten jare 1814 uitgegeven eerste (helaas I eenigste) Deel zijner Historie
van Gelderland vinden wij echter niets naders over de Bannerheeren. Voor ons
doel, namelijk om, alvorens tot de beschrijving der munten van deze Heeren
over te gaan, een algemeen denkbeeid van hen te geven, is het bovenstaande
echter zeer voldoende, eh beginnen wij met de munten der Heerlijkheid van:
A N H O L T .
De vroegste geschiedenis dezer Heerlijkheid, gelegen in of nabij het Graafschap
Zutphen, ligt in het duister. Wij zeggen in o f nabij het Graafschap
Zutphen, want men heeft langen tijd, zelfs nog in de achttiende eeuw, ge-
twist of zij tot het Hertogdom Gelderland behoorde. De Heeren van Anholt
namelijk beweerden, dat hunne Heerlijkheid een vrij Rijksleen en derhalve in
geenerlei opzigt van Gelderland afhankelijk'was. Ondertusschen vindt men dat
Anholt, zoo wel als Bredevoort, in den jare 1532 op de schattinglijsten des
Graafschaps Zutphen aangeslagen en op zekeren penning gesteld geworden is ;
zie slichtenhobst , 1° Boek, bl. 90, aangehaald in den Tegenwoordigen Staat,
van Gelderland, bl. 427. Nadat Hertog Karel van Egmond de Heerlijkheid
Anholt aan den Heer Jacob van Bronkhorst door de wapenen ontnomen had,
heeft hij in 1537 Diederik van Bronkhorst daarmede beleend (slich-
tenuorst, XIe Boek, bl. 427). In het jaar 1578 nam de Heer van Anholt
17