MUNT EN D E R H E E R E N , L A T E R G R A V E N ,
VAN ’S H E E R E N B E R G .
W ij gaan over tot de munten der Heeren, later Graven, van sHeerenberg.
Deze Heeren behoorden, gelijk wij reeds vröeger (zie boven bl. 125) zagen, tot
de Bannerheeren in het Graafschap Zutphen.
Tot in het jaar 1847 waren slich ten h ö rst in zijne Geldersse Geschiedenissen
en van spaeN in het eerste Deel zijner Oordeelkundige Irdeiding tot de Historie
van Gelderland, alsmede eenige tot hen betrekking. hebbende aanteekeningen en
Charters in n i jh o e p ’s Gedenkwaardigheden de beste bronnen voor de kennis der
Heeren en Graven van ’s Heerenberg en hunne geschiedenis; doch in gemeld
jaar gaf Mr. k . w. tadama te Zutphen , n a de regeling van het in groote wan-
orde verkeerd hebbende ’s Heerenbergsche Axchief, in het Ve Deel van n ij i io f f ' s
ßijdragen voor Vaderlandsehe Geschiedenis en Oudheidkmde een verslag van dat
Archief, en deed hetzelve voorafgaan van een kritisch overzigt van de Geschiedenis
dier Heeren.
Wij deelen hier een gedeelte van dat verslag mede:
»Het oude Graafschap Berg; in uitgestrektheid omstreeks overeenkomende
»met de tegenwoordige gemeente van dien naam, met bijvoeging van een aan-
//zienlijk grondgebied, thans onder Pruissisch öppergezag, en van de stad Em-
» merik Zelve, was bet eigendom van een overoud en magtig geslaeht van Vrije
ii Dynasten of Bannerbeeren, die hunnen zetel te ’sHeerenberg gevestigd had-
ii den. Oorspronkelijk gehjk in rang Inet de Geldersche Graven en volkomen
ii onäfhahkelijk, werden de Bannerheereh van den Berg later in de draaikolk
//der Geldersehe oörlog'en medegesleept en genoodzaakt een Opperheer te erken-
//nen. Zij bleven echter groote en uitgastrekte regten behouden (1), tot dat
(1) Zie daaromtrent Tegenwoordige Staat van Gelderland, bl. ISS.
//de omwenteling van 1795 ook hier den ouden staat van zaken in den grond
//veranderde. Wat bet geslaeht betreft, zal het niet ondienstig zijn, eene ge-
»nealogie te geven, daar in de tot nog toe bekende bij sxichtenhorst , wien
//het ho’ogst waarschijnlijk was geoorloefd het Grafelijk Archief te raadplegen, uit
//gebrek aan kritiek, eh bij van s pa en , wegens het gemis van toegang tot ge-
//noegzaam echte bronnen, vele onnaauwkeurigheden zijn ingeslopen. De
n geschreven geslacbtlijsten, in het Archief te vinden, beginnen met eenen
n Hendrik van den Berg, dien zij zoon en afstammeling noemen van Otto van
ii Nassau, Graaf van Gelre. Het zal echter, na de kritiek van van spaen , nu
//de gebeeie Otto van Nassau, en, met hem, zijn zoon Hendrik, uit de Ge-
//schiedenis is verdwenen, wel niet noodig zijn, deze afstamming te wederleg-
»gen. Met van spaen nemen wij tot stamyader van dit geslaeht aan Constan-
»tinus de Meiegarde, ook wel de Monte genaamd, aan wien in 1064 de kerk-
// voogdij over de eigenhoorigen der kerk te Zutphen werd opgedragen. Het
n lijdt echter bijkans geen twijfel, of deze Constantinus de Monte was uit het
n geslaeht der Graven van Zutphen. Zijne betrekking tot hen, de omstandig-
//heid, dat Willebrand van Oldenburg, Bisschop van Utrecht, die zelf door de
n vrouwelijke linie aan het Zutphensche Huis verwant was, Henricus de Monte
»in 1233 noemt consanguineus noster, welke titel hem ook in 1237 door Graaf
»Otto II gegeven wordt, en de algemeene overlevering, dat het Graafschap
//Berg eene broederdeeling van Zutphen was, bevestigen deze Stelling. Niet
ii wetende, dat de vereeniging van Zutphen met Gelre zoo laat had plaats ge-
»vonden, hebben latere geslachtkundigen het Huis Berg van Gelre doen af-
n stammen eh daardoor verwarring gebragt in eene zaak, die op zieh zelve helder
»en klaar was. Zelfs van spaen heeft de mogelijkheid van de afstamming uit
»Zutphen aangenomen, welke ik mij vlei tot hooge waarschijnlijkheid gebragt
n te.hebben.
n Constantinus de Meiegarde ontvangt van Graaf Otto, Heer der stad Zut-
»phen, de kerkvoogdij over de eigenhoorigen der kerk van Zutphen 1064. Hij
h wordt genoemd Constantinus de Monte en moet die voogdij afstaan aan Bisschop
»Theodericus, Erfheer van Zutphen, 1120. Welligt is Gerhardus de Berge,
» getuige van Graaf Gerhard bij de stichting van Wassenberg, 1118 , zijn broeder.