Laurierbladen (Hoed op een wapen zaamge-
steld uit), bl. 225.
Lazuur (Veld van), bl. 220, 224.
Leck of Lecke (Het geslacht van der), bl.
205; Heerlijkheid va/n der —, bl. 224.
Leden van Gelderland (De Bannerheeren
werden), bl. 128.
Leefdaal (K a t h a r i n a en R o g ie r van), bl.
148.
Leen (De Munt geen), bl. 8.
Leen- en Bienstmannen der Bannerheeren in
Gelderland, bl. 126.
Leenen verheffen, bl. 212.
Leenmannen of homines nostn, bl. 126.
Leesmissen en memorien met zielmissen, bl.
145.
Leeuw (Geldersche), bl. 86; klimmende en-
kelstaartige —, bl. 44.
Leewoen en leiden op munten, bl. 56.
L e e uw e n (S. v a n ) , Batavia Illustrata,
bl. 217.
Leeuwenschildje, bl. 46..
Leger- en Privilegieboek van Nijmegen, bl.
28.
Leidsche Hoogeschool {Penningkabinet der),
bl. 88, 42, 49, 55, 56, 64, 74, 78,
79, 96, 149, 166, 244, 246, 265.
L e l e w b l (Numismatische plaat gegraveerd
door), bl. 187, 210, twee malen, 211.
Leiden, missohien muntteeken des graveurs,
bl. 46.
L e n n e p (Mr. J. v a n ) , zijne: Voomaamste
Geschiedenissen van Noord-Nederlmd, enz.
bl. 225.
L e o n in u s (E l b e r tu s ) , Hoogleeraar te Leu-
ven, bl. 16.
Letter op een kruis Idggende, bl. 182.
Leuven (Advies der Regtsgeleerde Eaculteit
van), bl. 5, 70, 260, munt van Lernen,
bl. 252.
Lewekens {Gheconterfeite), bL 138.
Liber Baro of Vrijheer. Titel op eene munt,
bl. 168.
L i e f t i n c k (De Heer), Predikant te Odoom,
bl. 167.
Ligne en Valkenburg (Graaf van), bl. 224.
JAgtste (Een der) munten, die immer aan
. den Schrijver van dit werk zijn voorgekb-
men, bl. 137.
Lymburg, bl. 111.
Lijnden ( J o h a n , Heer van), bl. 200*
Limburg- (Valkenburg en Bom in), bl. 148.
Limburg (Eene roos op de munten der stad),
bl. 186 noot.
Limburg en Brdband (Munten van). Zie op
Braband.
Lippe (Eene roos op de munten van), bl.
136 noot.
L ip s iu s , Ewropa im klei/nen, bl. 79.
Lobede (Tol van), bl. 148.
Lochem, bl. 248 ,- 250.
L o d ew ijk IV of van Beijeren (Gouden schild
van), bl. 86.
L o e f van Nulhuizen, bl. 245.
L o k e r e n (A d r ia a n v a n ) , Muntmeester te
Nijmegen, bl. 268; wanneer overleden,
aldaar.
Bombardon, bL 198.
Lood (Keulsch). De wijze van weging daar-
mede te Zutphen in gebruik, bl. 100,101.
Loon (Graven van), bl. 158, twee malen.
Loopende leeuw.(Kleine), bl. 89.
L u o i a Virgo (Eeestdag van), bl. 50.
L u d e r u s [L u d g e ru s ] (De Heilige), bl. 160,
172, 181, 269, 272.
Luderusdaalder, bl. 181.
L u d g e r u s , bl. 181, 269, 272.
L u d o l f van Nedel, bl. 205, 206; Penne-
strijd over diens al of niet gehuwd geweest
zijn, bl. 206.
Luik (Twee muntbussen van) onderzocht,
bl. 84.
Luxemburg, bl. 111.
Luxembvrgsche leewio, bl. 196.
Luzao (Verzameling van Mt. L. C.) te Leiden,
bl. 154.
M*
M (De letter) in oud-Duitschen vorm op
eene munt, bl. 180.
Maagschappen en hv/welijken maken een band
tusschen de Geldersche Graven en de Ban»
nerheeren, bl. 126.
Mam (Slang op een halve), bl. 164.
Maim- en Maagbrief, bl. 219.
Maas (De), bl. 208; kasteel aan de —, bl.
168.
Maas- en Bdjnhmdel van Nijmegen, bl. 6.
Maastricht (Muntbus van) onderzocht, bl.
84; Muntverzameling te —, bl. 91, 142;
Munt van —, bl. 252.
M a d a i. Zie Thalercabi/net.
Magescheid, bl. 251.
Magistraat van Aken, bl. 5; van Nijmegen,
bl. 29, enz.
Manderscheid (Wapenschild van Bronkhorst^),
bl. 187.
Manen (Halve) in het wapen der van der
Leek's, bl. 208.
Manpad (Heer W i l l em van Batenburg sneu-
velt voor de vrijheid bij het huis te), bl.
160.
Mansfeldt (Graven en Heeren van), bl.
SO.
M a r c h e (O l iv i e r d e l a ) , Generaalmeester
der Geldersche munthuizen, bl. 263.
M a r g a r e t h a , Vrouw van *s Heerenberg;
hare munt vermeld bl. 68; beschreven bl.
198; M a r g a r e t h a van Gelre, gehuwd
met W i l l em van Gulik, bl. 131; M a r g
a r e t h a van Ghemen brengt Anholt in
het Huis van^ Bronkhorst, bl. 132; M a r g
a r e t h a , Abdis van Thorn, bl. 29.
M a r i a (Afbeelding van de Maagd) op eene
Nijmeegsche munt, bl. 76, 165.
M a r i a (De Geldersche Hertogin), bl. 110.
M a r i a van Jever voor het Kamergeregt van
Spiers gedagvaard, bl. 30; zie verder bl.
181.
M a r i a , Gravin van Nassau, bl. 227.
Mariabeeid, bl. 168.
M a r i a ora pro nobis. Opschrift op eene
Nijmeegsche munt, bl. 77.
Mariengrosch van Nijmegen, bl. 76; waar
meer geslagen, aldaar; andere dito, bl.
77.
M a r k (Snaphaan van den Luikschen Bis-
schop E r a r d v a n d e r ) , bl. 54.
Mark (De munten berekend bij het), bl. 48;
honderd marken gelds, bl. 131.
Markgraafschappen, vroeger Bannerijen in
Brabmd, bl. 127.
Markgra/oen, mogten eigen geld munten, bl.
Markt {Niemoe) te Arnhem, bl. 106.
Markttol, bl. 105.
Marteladr, van waar dit woord, bl. 85.
Marseille. Van hier was de Heilige V i c t o r
geboortig, bl. 166; een abdij aldaar ter
?ijner eer gesticht, aldaar.
M a r t i n u s of M a a r t e n (De Heilige), vroeger
Patroon der Moederkerk te Arnhem,
bl. 41, 108.
Martir. Verkeerde spelling op munten, bl.
176.
Mast (Een kruis voor de), bl. 170.
Mater redemptoris nostri. Opschrift op eene
munt, bl. 188.
Mater sancta in sole posita. Opschrift op
eene munt, bl. 183.
Matthijsdag (St.), bl. 57.
M a x im ili a a n I I (Keizer) heft de schorsing
van het muntregt van Nijmegen op, bL 72.
M a x im ili a a n (Voogdijschap van den Aarts-
hertog) over E i lip s den Schoonen, bl. 84.
Mechelen. Derwaarts vertrokken in 1476 al
de munters der Niimeegsche Hertogeliike
Munt, bl 263.-
M e c h t e ld (Hertogin), bL 127, 199.
Medeborg, bl. 130.
Meer (Klooster), bl. 192.
Megen (Graaf van), bl. 141; eene roos op
munten van het Graafschap 'Megen, bl.
136 noot.
M e i j e r te *s Gravenhage (Verzameling van
den Heer J. E. G.), bl. 67, 74, 234,
240, 241.
M e l e g a r d e (C o n s t a n t in u s d e ) , bl. 191,
twee malen.
Meloen. A p p e l beschouwt het Muntmees-
tersteeken van den granaatappel als), bl.
269.
Memorien met zielmissen, bl. 145.
Merwede. Heerlijkheid aan de Maas, bl. 140;
muntjes van J o h a n n a van Merwede, bl. 259.
M es (E v e r t ) munt eenen helder te Arnhem
bl. 108.