d. i. Dominus Pervicensis (Perweys, eene Heerlijkheid in Namen).
En op de kz.:
•fr MOnSlT2S I CCRKRSBORSnSI (sic).
Z. B. weegt 2,6 w. en is van Z°. Eigendom van den Heer j . a. stbickee
te ’s Gravenhage,
BORCULO.
De voormalige Heerlijkheid Boronlo ligt tusschen Lochern en Grol of Groenio.
Reeds vroeg heeffc zij afzonderlijke Heeren gehad, wier oorsprong, en even zoo
de oorsprong van hun muntregt, geheel onzeker is.
Henrik is de eerste Heer van Borculo of Borkelo, waarvan men in de Ge-
schiedenis, en wel reeds ten jare 1190, melding vindt. Verder komen er,
behalve bij bondam , nog een aantal vermeldingen van Heeren van Borculo voor
bij nijhofp in diens Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland, als
een Henrik in 1286 en in 1295; verder diens broeder Reinald in 1295; een
Henrik in 1324, 1329, 1331, 1333, 1335, 1337, en in dat zelfde jaar zijne
gemalin Beatrix [alle in het Ic Deel der Gedenkwaardigheden]. Later, nadat
de eigendom der Heerlijkheid Borculo in het Huis van Bronkhorst was overge-
gaan, op de gewone wijze van huwelijk met eene Erfdochter, vinden wij in
nijhofp’s I I ' Deel vermeld: Gijsbrecht, Heer van Borkelo, Knaap, ten jare
1368, waar hij als getuige bij de huwelijksche voörwaarden tusschen Eduard ,
Hertog van Gebe, en Catharina, oudste dochter van Hertog Aalbrecht van Bei-
jeren, op bl. 233 voorkomt, en genoemd wordt: »Gijsbrect van Bronchorst,
here van Borclo./: Verder wordt hij vermeld op bl. 256, als medeborg in
het Charter, waarin Eduard, Hertog van Gebe, waarborgt, in geval van kin-
derloos overlijden, de terugbetaling der huwebjksgave zijner gemalin Cathanna,
oudste dochter van Hertog Aalbrecht van Beijeren.
Ten jare 1371 is onze Heer Gijsbert in den raad van Hertog Reinoud I I I ,
en onderteekent hij als zoodanig mede de bevestiging der brieven, vrijheden en
regten der stad Arnhem (nijhofp t. a. p . , W. 280); in het zelfde jaar onderteekent
hij mede, in de zelfde hoedanigheid, den brief, waarbij de zelfde Hertog
beloofl de stad Arnhem schadeloos te houden wegens alles wat zij voor zijne
ouderen, voor zijnen broeder, en voor hem zelven bezegeld had (n ijh o p p
t. a. p ., bl. 281). Alweder, en wel op den 23 September 1371, onderteekent
hij den brief, waarbij de Hertog aan de burgers van Arnhem meerdere tolvrij-
heid te water en te land vergunt (bl. 282)’; verder een stuk van de zelfde dag-
teekening, waarbij de Hertog eene bepaling maakt ten aanzien van den eed,
door den rigter der stad: af te leggen (bl. 283); een stuk van de zelfde dagtee-
kening, waarbij de Hertog belooft, ten aanzien van wissel en munt, den raad
zijner ridderen, knapen en vier hoofdsteden te zullen innemen (bl. 284). Ten
laatste komt Heer Gijsbert in gemeld ID Deel der Gedenkwaardigheden weder
voor als Raad van den Hertog, in een stuk, mede van 23 September 1371,
waarbij Reinoud I I I , Hertog van Gebe, belooft de stad Zalt-Bommel schadeloos
te houden, wegens alles wat zij voor zijne ouders, voor zijnen broeder Eduard,
en voor hem zelven gedaan en bezegeld had (t. a. p ., bl. 285).
In het I I I' Deel van n i jh o f f ’s Gedenkwaardigheden, waarin het tijdvak van
de Hertogen Willem I en Reinoud IV behandeld wordt, komt onze Heer
Gijsbert voor in een stuk van 1372, waarbij Willem, Hertog van Gulik, ver-
pandt aan de stad Arnhem de inkomsten van sommige tollen en tienden al-
daar (t. a. p. bl. 11); verder, ten jare 1376; in den Zoenbrief van Jan van
Blois en zijne gemalin Mechteld, Hertogin van Gebe, gegeven ten behoeve
van een aantal Edelen, Ridderen en Knapen, ter zake van het voorgevallene
sedert den dood van Hertog Eduard (t. a. p ., bl. 23). Hieruit blijkt ten
overvloede , dat Heer Gijsbrecht de partij van Eduard was toegedaan geweest.
Daarna, in 1379, komt //Gisebrecht van Bronchorst, here tot Borclo,a voor
als medebezegelaar. van het verdrag tusschen Jan van Blois en zijne gemalin
Mechteld, Hertogin van Gebe, ter eenre, en Willem en Maria, Hertog en
Hertogin van Gulik, nevens hun’ zoon Willem, Hertog van Gebe, ter andere
zijde;(t, a. p., bl. 71); nog in dat zelfde jaar komt: //Ghiselbrecht van Bronchorst,
here to Borcloe,» voor in een stuk, waarbij Willem van Gulik, Hertog
van Gelre,' de regten en vrijheden der stad Doesburg bevestigt (t. a. p .,
bl. 76). Andermaal in 1385, toen hij nog in ’s Hertogen raad zat, bij ge-
32