zal het ons steeds aangenaam wezen, de door ons niet gekende, doch in' dit
werk te huis behoorende jnunten van Nijmegen, Roermond, Zutphen, Arnhem
, Batenburg, ’s Heerenberg, Borculo, Buren , Hulhuizen, Cranenborg, enz.
het zij in originati ter leen of wel in teekening te mögen bekomen; want, ge-
lijk met onze vroeger uitgegevene deelen van Braband en Limburg en van de
Graven en Hertogen van' Gelderland, leggen wij er ons op toe om al het
later door ons of anderen ontdekte, zoo van munten als van muntcharters of
muntmeestersrekeningen, zorgvuldig ten dienste der Numismatici te verzamelen,.
om, indien ons het leven gespaard wordt, die later gezamenlijk uit te geven.
Het zal Tnigfinbien den een of ander verwonderen, dat wij op den titel plaat-
sen: B e Munten der Heeren en Steden van Gelderland, en echter in het werk
zelf eenen aanvang maken met de munten der Steden: doch de zoodanige
wete, dat wij door allerhande beletselen, bij het eindigen' van den'druk der
Blaten van de Munten der Graven en Hertogen van Gelderland, genoodzaakt
waren, wilden wij den Lithograaph niet voor eenen geruimen tijd buiten arbeid:
laten en daardoor het werk , naar welks versehijning door zoo velen reikhalzend
werd uitgezien, nog langer doen uitblijven; —1 d a t, zeggen wij, wij genoodzaakt
waren, de munten der Steden .op de Platen (e n b ij gevolg daarna ook
in den tekst) aan de munten der Heeren te laten voorafgaan. Zulks doet in
het wezenlijke eigenlijk niets of althans weinig ter zake. Br zoude echter ook
ten voordeele van de plaatsing der Geldersehe Slede-munten voor die der Heeren,
wel het een en ander in het midden te brengen zijn. Zoo zoude men kun-
nen zeggen: eerst zijn behandeld de munten der Graven en Hertogen van Gel-
derlan<T als Landsheeren; van het geheel tot de deelen overgaande, komen de
Steden in aanmerking, als het eerst een deel van het Hertogdom hebbende uit-
gemaakt; deze hebben zieh later wel regten verworven en soms bijna onafhan-
kelijk van den Vorst gemaakt, doch nog zeer laat (omstreeks 1540) noemen zij
k a r e l van Bgmond hunnen Landsheer. De Heerlijkheden nu stonden aanvan-
kelijk op zieh zelve, en lagen grootendeels slechts besloten binnen het Geldersch
gebied Zij hebben (voornamelijk de vier Bannerheeren, daar de kleine Heeren
reeds vroeg voor den Hertog moesten onderdoen) zoo lang mögelijk hnnne onaf-
hankehjkheid gehandhaafd., en zijn eerst, na 1579, als integrerend deel van
Gelderland beschouwd. Op deze gronden, dat de Heerlijkheden het laatst tot
Gelderland zijn gekomen, vermeenen sommigen, dat de Heeren-munten zeer ge-
voegelijk na die der Steden konden opgenomen worden. Anderen echter zeggen,
en te reg t: Het is niet ju ist, dat de Heeren later onder Gelderland zouden gekomen
zijn dan de Steden. Die plaatsen mögen als hoven, curtes, villae, mis-
schien oppida, bestaan hebben, maar niet als vrije gemeenten, als civifates. De
oudste vrijheidsbrieven zijn meest van 1312, en vóór dien tijd waren de Edelen,
de Heeren, reeds Raden en Vrienden, cónsules , consiliarii, van den Graaf. Men
raadplege slechts de Charters van dien tijd , dan zal zulks dadelijk in het oog vallen.
Op de Landdagen hadden en Melden ook de Heeren, de Edelen en de Ridders
altijd den voorrang boven de Steden. Men zie slechts een aantal Charters uit
den tijd van reinotjd en Eduard en van de volgende Hertogen; inzonderheid sla
men de Verbonden van 1418 en 1436 op. En deze duchtige bewijsredenen,
ons door Gelderlands Archivarius aan de hand gegeven, noopten ons om aan het
hoofd van dit werk te laten plaatsen: Be Munten der Heeren en Steden van
Gelderland.
Wat den aard van dit werk betreft, vergunpe men ons mededeeling van het
volgende: Toevallig moesten wij eenmaal eene door ons gecorrigeerde drukproef
der VIII6 Plaat van dit Deel aan den Heer ArcMvarius van Geldérland ter inzage
doen toekomen. Deze Plaat, wier bijeenbrenging en rangschikking ons oneindige
moeite en zorgen gekost had en die zwart van correctien was, terug ontvangende,
staken ons (terwijl wij wel eens mismoedig werden onder den bijkans al te groo-
ten, omvang onzer werkzaamheden) ’s mans volgende woorden als het wäre een
riem onder het h a rt:
ii Ik , enz. —- uw geduld, naauwkeurigheid, ijver, opofferingen, enz. Hoe wei-
n nig weten de meeste menschen, hoe veel er gedaan moet worden, om hun in
« körte woorden de resultaten te geven van wetenschappelijke nasporingen, die
n geld, afmatting der oogen, zelfopoffering, groote zorgen en tijd kosten.//
Alleen het Register (een verdrietige arbeid) heeft ons bij dit Deel, even als
bij de voorgaande, weder eenige weken arbeids gekost.