eene onuitgegevene Plaat van lelewel , ook nog in eene verzameling in Belgie.
N° 5 is mede van zeer groven, doch andermaal van eenen anderen . Stempel.
Op de vz. heeft de leeuw thans geen heim over den kop. Het omschrift is:
.5. m^SODBIGVS 8 OS 8 BBOnGijOBSm »IjSS'
Op de kz. Staat met zeer grove letters (men schijnt geenen bekwamen ljzer-
snijder of graveur te hebben kunnen bekomen, misschien om de geringe bezoldiging,
die men gaf) :
MOX1S | 012! 8 DS ° B | 2OTSI2B | GTIOVTZ
Z. B. weegt thans slechts 2,65 w. en is van Z6. . Alleen bekend in de verzameling
des Heeren keer te Amsterdam.
Het muntje nergens naar ons genoegen wetende te plaatsen, geven wij hier
aan het einde der munten van He.er Diederik, onder N° 6 , de afbeelding van
een koperen stukje, waarop. ten gevolge van te klein muntveld, de naam des
muntheers geene plaats heeft kunnen vinden.
Het bevat op de vz. alleeh den Bronkhorstschen leeuw, terwijl in den rand
niet meer te lezen is dan: _ . . . . . ö© s
De keerzijde wordt door een gevoet kruis in vier gelijke deelen gedeeld.
Omschrift: . illO | H . j . . 1 . ■
K weegt 0,5 w. Z6. Verzameling van Mr. n. c. iuzac te Leiden.
Het muntje van Heer Jacob f 1516 hebben wij, te zijner plaatse, reeds
aan het einde der Anholtsche beschreven.
Wij hebben het gewaagd om, hoewel de munten misschien in den tijd van
Heer Jacob geslagen zijn, een tweetal der door ons afgebeelde tot Heer Gijs-
bert te breiigen, die in 1525 overleden is.
GIJSBERT t 1525.
Hij was de zoon van Heer Jacob, die in 1516 gestorven is, en had niet
lang genot van zijn bestuur. Van spaen zegt omtrent hem, bl. 317:
// Gijsbert van Bronckhorst, Heer van Batenburg. Hij bezit Batenburg zon-
«der eenige Contributie, Bede of Imposten bij Gelderland te betalen , en is in
„ het jaar 1525 ongetrouwd en zonder kinderen overleden. Na zijnen dood
«heeft Hertog Karel [van Egmond] zonder regt met geweld de Heerlijkheid
«aan zieh gebragt.«
Wij wagen het dan om aan hem toe te schrijven den volgenden goudgulden
en wel, naar wij meenen, met eenig regt om de volgende redenen:
a.) Ieder Souverein Heer wü gaarne bij de aanvaarding van de regering eenig
geld laten slaan, wanneer hij daartoe het regt heeft.
b.) Vooral wil zulks een jeugdig Vorst doen, zoo als wij meenen dat Heer
Gijsbert bij de aanvaarding der regering was.
De type van dezen goudgulden komt reijds voor in den Beeldenaar van 1526,
vroeger aangehaald en wel voor onderscheidene landen en steden.
Öp de vz. ziet men Johannes den Dooper, kenbaar aan den nimbus om zijn
hoofd en aan het lam Gods (Mede door eenen nimbus omgeven) dat hij op de
regterhand draagt. Het omschrift luidt:
SmDGroVS • IOSS ■ B2SB1B.
Op de kz. vertoont zieh de Rijksappel (kenneüjk aan het daarop geplaatste
kruis) in een compartiment van drie bögen en drie scherpgepunte tusschenfigu-
ren, alles binnen eenen cirkel gevat, rondom welken men leest :
MODSrUT! • KOV22 • 2SVBS2! • B25OT.
Deze munt werd, even als eene later door ons te beschrijvene, gedurende het
bestuur van Heer Herman geslagene, in het ten jare 1580 uitgegevene, dus-
genoemde Thresöor onder de « gheconterfeyte goutguldens« gebragt.
Zij zijn waarschijnlijk spoedig ingetrokken geworden en behooren tot de munten,
waarop Keizer Karel V doelt, in zijne weldra te vermelden plakaten.
Wij gaan thans over tot het mededeelen van eenige levensbijzonderheden
van den Heer, die hem opvolgde.
20*