Karel V komt ook in af beelding voor in het werk: Monnoyes en argent de S. M.
Wmpereur, Vienne 1769, op page 543.
Wij gaan over tot eene nieuwe type van stedelijke Nijmeegsche Daalders,
waarvan ons tot dus verre geene onderdeelen zijn voorgekomen en die van het
zelfde allooi schijnen te zijn als de Stephanusdaalders. En waren zeven van de
vorige, volgens de medegedeelde Ordonnantie, in waarde gehjk aan zesPhilips-
daalders; op de onder N* 33 tot en met 38 afgebeelde munten staat uitdrnkke-
lijk vermeld dat zij naar het zelfde gehalte vervaardigd zijn; en daar hun gewigt
met dat der Stephanusdaalders overeenkomt, zijn dus ook zeven dezer munten
even veel waardig geweest als zes Philipsdaalders.
A1 deze munten hebben op hare voorzrjde den klimmenden leeuw met het stedelijke
wapenschild aan een koord in den regtervoorpoot, even als op de kleinere
munten die wij op plaat I medegedeeld hebben.
Op N 33 en 34 is het muntteeken weder een granaatappel; op de overige
munten een zamengesteld figuur als uit drie bergwerkers-werktuigen (bijlen?)
bijeerigebragt.
De kz. bevat den tweekoppigen rijksarend met het kleine Geldersche wapenschild
op de borst; alles binnen eenen parelcirkel. Het omschrift der vz. van
N° 33 i s :
NA * PHLS * PENINGS * GEHALT * DAL * V * XXX * STWER
d. i . : Naar het gehalte van den Philippus penning Daler van 30 Stuivers.
Merkwaardig is dit Nederduitsche opschrift op de munt. Het is, voor zoo
verre ter onzer kennis kwam, het eerste op de Nederlandsche groote munt. Bij
vergissing zegt mauai , op bl. 729, dat het slechts half Nederduitsch is. In
Duitschland is het oudste voorbeeld van een opschrift in de landtaal op eene
munt van George, Hertog van Saksen, geslagen in het jaar 1530, en onder
anderen afgebeeld in eenen Beeldenaar des jaars 1548, die te Antwerpen ge-
drukt is. Het oudste ons bekende opschrift op eenige Nederlandsche munt is
dat op een zilveren penning of denier van Margaretha, Vrouw van ’s Heerenberg
(Weduwe van Heer Adam II I), die van 1354 tot 1369 regeerde, en welk
muntje wij hiema onder de Afdeeling Munten der Heeren (Dgnasten) van Qel-
derland zullen beschrijven.
Het opschrift op de kz. luidt:
DER * STADT * NIMEGEN * MVNT * IN * DE * TA ER * 1563.
Z. weegt 29,35 w. Z6. Verzameling van den Heer munnicks van cl ee f f
te Utrecht.
Om de buitengewone zeldzaamheid van het stuk, welks bestaan al weder aan-
toont, hòe oneindig vele Stempels men oudtijds door het breken derzelve moest
maken,. deelen wij de N° 34 mede, die op de vz. tot omschrift heeft :
NA * KO' * PHS' * PENINGS' * G * GEHALT * DAL * V * XXX * STv' .
Het tweede verkorte woord is, gelijk men begrijpt, voluit k o n in g s , maar
de G tusschen penings en gehaet , weten wij niet goed te verklären. Zoude
die ook bij abuis daar door jlen stempelsnijder gebragt zijn ?
Z. weegt 28,82 w. Z6. Verzameling van den Heer k e er te Amsterdam.
N 35, 36 en 37 .zijn aile Daalders van het jaar 1563, doch, gelijk wij
boven zagen, van een ander muntmeestersteeken voorzien dan de N°* 33 en 34,
waarschijnlijk ten gevolge van het optreden eens nieuwen muntmeesters , waar-
omtrent wij echter, bij gebrek van ordonnantiën, niets kunnen mededeelen.
N' 35 heeft tot omschrift op de vz. :
NA * KO' PHS' * PENIN' * G' * GEH AT/ DAT,' , V' * XXX * STV
Op de kz. :
DER » STADT . NIMEGEN * MVNT * INT * TA ER. » 1563.
Weegt 28,7 w. Z5. Verzamelingen van de Heeren guyot te ’s Hage en
munnicks van cleeef te Utrecht. Zie dezen in Beeldenaar 1633; alsmede bij
MADAi, Tkalercabinet, I , N° 2295; ook bij stü rm e r , b ., p. 60, 58.
N’ 36 heeft in het omschrift aan het einde:
STVE'
en is dus van anderen Stempel.
Weegt 27,6 w. Z5. Berust in het Koninklijk Kabinet te ’s Hage, en komt
mède voor in de verzameling des Heeren guyot aldaar. Met eenige afwijking
vindt men deze muntsoort afgebeeld (er staat STW op de kz.) op bl. 543 der
Monnoyes en argent du Cabinet de Vienne, 1769.
N" 37 heeft aan het einde van het omschrift :
STVVE'.