Munten der voormalige. Hertogdommen Braband en Limburg (Haarlem 1851),
PL VIII, N" 9—12.
Aangezien de voorganger van Heer Adam I I I , Prederik I I , ten jare 1331
stierf, bestaat de mogelijkheid, dat onder zijne regering het muntje geslagen zij,
zonder naam van den Heer, dat wij bet eerste op PL XVI afbeelden, maar de
viaarschijnlijkheid zegt ons, dat bet na 1331 vervaardigd zal zijn.
Ten eerste toch weten wij niet, wanneer Hertag Jan III van Braband met de
type der vier leeuwen is beginnen te munten, daax bij tot in 1355 leefde.
Ten tweede werd de munt der grootere Landsbeeren door de kleinere niet
zoo dadelijk nagemunt.
Wij schrijven bet stukje dus toe aan de regering van Adam III.
Het beeft op de vz. de slaafscbe navolging van bet wapensebild met vier leeu-
wen (waarvan de derde de Luxemburgscbe is, en zulks doet ons, bij bet stellen
van deze besehrijving, overbellen tot de meening, dat bet muntje onder de regering
van Willem I kan geslagen zijn) uit bet wäpen van Hertog Wenceslaus.
Het omschrift luidt enkel: ' .
o n s o s snonwen'
betgeen onjnist gesteld is , want bet moest of zijn: Dominus de Monte, of wel:
Dominus Montensis; d. i. Heer van den Berg; maar, gelijk ons in de munten
van Brabänd en Limburg en in die der Graven en Hertogen van Gelderland
gebleken is, men nam bet toen zoo naauw niet met de juistbeicbder legenden.
Op de kz. yertoont zieh een driebandig, aan de einden gebloemd, kruis (even
als op de munten dier zelfde soort van de Brabandscbe Hertogen Jan II I en
Wenceslaus) binnen eenen parelrand. Het omschrift is :
% MOI2ET25 S DE % MOIOTEI2.
Hetgeen juister moest wezen: de Monte; d. i. Munt van den Berg.
Dit geldstukje bad den naam van: sterlingsche denier.
Rothem, Constantino de Comu militibns, et Adolpho Kocuer magistro curre, fidelibus nos-
tris Anno Dni M“ CCC“ quinquagesimo quarto, crast. beat. Petri ad vincula.®
Verder een leenbrief van 1417, 15 Januarij, zijnde bet afechrift van dien van 1346,
welken wij straks zullen mededeelen.. . _
Z. weegt juist 1 w. en is tot dus verre van Zs , als ons alléen voorgekomen
in de verzameling van den Kolonei d e r o ije van wichen te Nijmegen. Het
is waarscbijnlijk te Gendringen geslagen, bbjkens den bierbijgaanden brief:
//Wabamus Dei gratia Sancte Coloniensis ecclesie Arcbiepiscopus, Sacri Imperii
per Italiani Archicanceilarius Dilecto nobis in Christo Ade domino de Monte
fideli nostro salutem in domino. Gum nos abqua jura, videlicet ceruisiam fer-
mentandi et monetam cudendi in parocbia de Genderingben, que prout Frede-
ricus pater tuus ab ecclesia nostra Coloniensi cum nonnullis aliis feodis in feodo
tenuit, tibi in feodo concesserimus, cumque dicta jura in dicta parocbia de
Genderingben ex causis racionabüibus coram nobis expositis non possis commode
exercere nec eisdem Ubere vti, tibi suppbcanti et beredibus tuis, quod exinde
antea dicta jura videbcet ceruisiam fermentandi et monetam cudendi ^exercere et
libere vti valeatis in fortibcio tuo sito ante suburbium Castri tui de Monte sive
interuallo contiguo parocbie de Genderinghen prefate, plenam et Uberam concedi-
mus facultatem, jure feodaU ecclèsie nostre et nobis semper saluo et prouiso,
quod tu et*heredes tui exinde hec antea dicta jura in prefato fortiUcio exercitata
et usa a nobis et nostris successoribus ac ab ecclesia nostra Coloniensi in feodo
tenebitis, quodque ad omne idem jus feodale, quo occasione premissorum nobis
et ecclesie nostre obbgatus es, tu et heredes tui remaneatis obligati ac si dicta jura
exereeretis et eisdem vteremini in parocbia ecclesie de Genderinghen sepedicte,
dantes tibi et beredibus tuis super eo in testimonium’ bas nostras Hteras nostri
sigilli appensione munitas, Datum anno domini millesimo trecentesimo quadragesimo
sexto, septima die mensis Nouembris. u
Oorspronkelijke pergamenten brief, waarvan bet zegel is aigevallen. De onder-
schrapte woorden zijn niet gebeel zeker. De brief, welks medédeeliag wij aan
de vriendebjkbeid van Mr; ». w. tadama te danken bebben, is , volgens dezen
met eene luxe van abreviatien geschreven, zoo als men ze zelden ontmoet.