Vnd bij gebreck vann dien contrarij beforidenn wordenn, sali dije voem. As-
saieur Henn Mundtmr. sijnen sohaedenn oprichtenn ind betalenn, ind bauenn
dijenn staenn tot arbitrale correotie dess Magistrats alhier.
Men riet dus uit bet boven medegedeelde dat de bewuste peerdgens loop
hadden voor 2 s t.; dat zij een gehalte badden van 3 penn, en 4 grein, dat zij
ieder 3 engels wogen en er 80 op een Trooiscb mark gingen.
Op het mark afgewerkte paardjes werden 2 grein in allooi en 3 engels in het
gewigt ter remedie toegestaan.
Van de drieplakken, ook reaaltjea genaamd, waarvan bet mark slechts 28
grein of bijna t |8b fijn zilver moest houden, gingen zeventiendehalf stuks op
het Keulsche lood, terwijl op bet mark ter remedie was toegestaan 2 grein in
allooi en op het lood een stuk in de snede. Toen ze geslagen waren, werd echter
bevonden dat men ze niet hooger wilde aannemen dan voor twee plakken.
Daarom bevalen Burgemeester, Schepenen en Raad der stad, om ze den 18
Januarij 1583, en wel dien dag alleep, in ’t cijshuis»te Mengen, om gestem-
peld te worden. De gestempelde zouden dan werkelijk voor drie plakken loop
mögen en moeten hebben.
De halve plakken Melden 6 grein fijn zilvers, nog niet in het mark
en telden 34 stuks op het Keulsche lood. Ter remedie werd op ieder Keulsch
lood-vergund 2 stuks in de snede en 1 grein in het allooi.
Gaan wij thans over tot de beschrij'ving der door ons op PI. VI onderN" 2
en 3 afgebeelde muntjes.
N° 2 , waarscMjnlijk een stuk van 3 plakken, heeft op de vz. drie näar elkander
gekeerde, symmetrisch geplaatste, wapenschildjes, zijnde die van Gelderland,
van het Graafschap en van- de stad Zutphen; dat van Gelderland
Staat op de eereplaats. Een roosje vertoont zieh tusschen de wapenschildjes,
die door een parelcirkel omgeven worden. Omschrift, na een roosje:
FATA * VIAM * INVENIENT.
(j i Het'noodlot zed uithmst geven, doelende op de bittere tijdsomstan-
digheden; eene spreuk ontleend aan v ir g ilitjs Jen. I I I , 395.
De type der kz. heeft veel van die der viermijtstukken (?) van Nijmegen,
door ons afgebeeld op PI. V , onder N° 48—51, en boven beschreven op bl. 77 en
78. Het is namelijk een zeer versierd en gebloemd kruis met eene kleine ster in
het hart; tusschen de 4 beenen vertoonen zieh even zoo vele roosjes. Omschrift:
MONE | NOVA | CIVIT | JVTPH.
Z. B. weegt 0,8, een ander 0,9 w. Z3. Verzamelmgen van wij len den Heer
smidt van Ge ld e r te Wormerveef, Professor baaet de la fa il l e te Groningen
, en de Heeren m e ije r en s tr ick er te ’s Gravenhage.
N° 3 is waarschijnlijk een halve plaJc.
Deze munt heeft op de vz. alleen het wapenschildje van Zutphen, zijnde een
doorsneden (coupe) veld van azuur en zilver, met eenen' leeuw van göud op het
eerste en een gepatteerd zwevend kruis (ook wel eens genaamd ankerkruis) Van
keel op het tweede, binnen eenen parelnnnd. Het omschrift is het zelfde als
dat van N° 2. ' v
Het kruis op de kz. wijkt in gedaante af van dat van N° 2. Tusschen des-
zelfs beenen leest men het opschrift:
MON | NOV [ CIV | JUT.
Z. B. weegt 0,3 w, Z®. Verzameling van den Heer J. f . g . h e i je r te
’s Gravenhage.
w
14