page iv van de jo n g e , Notice sur le Cabinet de Médailles, la Haye 1823.
N“ 16 voorkomende in het werk van stürmer , en door ons gevolgd naar de
afbeelding in het Thresoor, wordt ook v e r m e l d door den^ Heer
Tijdschrift voor Algemeene Munt- en Penmngkunde, D. , •
m e ije r zegt, t. a: P., den naam dezer muntsoort niet te kunnen opgeven; m
het Thresoor wordt zij ook Daalder gGnoem.à.
Op de vz. ziet men het geharnaste borstbeeld-van den Graaf, met eenen kne-
vel en zwaren baard; de geharnaste linkerarm is alleen zigtbaar; het harnas verschilt
van de vroeger afgebeelde.
l n d e n ra n d ziet m en h e t m u n t- o f M u ntmeestersteeken van den granaatappel.
Het omschrift wijkt weinig van die op de vorige munten af. _
Op de kz. ziet men énkel h e t ’s Heerenbergsche w a p e n , d a t to t beneden aan
d e n ra n d d e r m u n t re ik t en alzoo h e t omschrift van één s c h e id t; boven h e t w a pen
vertoont zieh de b u iten v e rh o u d in g groote -helm m e t de vleugels en zeer
kleine helmdekken. Het omschrift luidt:
DNS • PROTEC • VITE — MEE • A • Q • TREPIDABO
Aan de beide zijdeir van het schild staat : 24 SF (sic voor. ST.)
Madai beschrijft deze munt onder N° 4180. Zij is afgebeeld in den Beelde-
naar, behoorende bij de Ordonnantie des jaars MDLXXVIII.
Wij gaan over tot de dusgenaamde St. Oswaldsdaalders ; deze en meer andere,
V alle grove soorten van de munt der Heeren van
een aantal plakaten, sedert den jare 1558 door Konmg j g g » *
van Gelderland, uitgevaardigd, binnen dat Hertogdom voor i joe _
' verboden geworden zie onder anderen onze Munten der G ra v e n t
. Gelderland (Haarlem 1852), bl. 214, waar hoogst waarschynhjk ook het ^H
renbergsche munthuis bédoeld wordt, hoewel met mtdrukkehjk genoemd, ten
onregte spraken wij aldaar, op bl. 215, vap mnnten cp de t a M # * -
tenhnrg en ’s Merenberg geslagen. De munthmzen der Heeren ag g j
men ons op gemelde plaatsen in Augustus 1852 anngewezen
opzettelijk een aantal voormahge Geldersche muntplaatsen, als ’
mel [ook het daar tegen over gelegene Noord-Brabandsche Megen], Baten g ,
Nijmegen, Arnhem, ’sHeerenberg, Ggndringen, Anholt, Borculo en Zutphen
bezochten, — buiten de muren der genoemde kasteelen.
Verder is het ’s Heerenbergsche geld uitdrukkelijk verboden in 1560, zie
aangehaald werk, bl. 217.
In de eerste plaats behandelen wij den uiterst zeldzamen Daalder, door ons
onder N“ 17 afgebeeld.
Op de vz. ziet men den Heiligen Koning Oswald, omtrent wien wij reeds
boven het een en ander mededeelden, met kroon, schepter en zwaard in het
hamas, even als mede op alle volgende munten, met zijne beeldtenis naar de
regterzijde gekeerd. Het omschrift luidt, ha een schuins liggend kruisje:
SANCT' * OSWALD' « REX * NVMVS * NOV' * D' * HEELDE
d. i. de Heilige Koning Oswald. Nieuwe munt van Melde.
Op de kz. houdt een klimmende leeuw met de beide voorpooten het zaamge-
stelde wapenschild des Graven, dat aan eenen strik hangt, vast. Dat wapen-
schild, weder vierveldig, heeft in l en-3 ’s-Heerenberg, in 2 en .4 Hedel; tot
surtout Polanen. Het omschrift-.luidt:
GVIL' * CO' * D * MON' * Z * D' * DE . HE' * BIL' * BOX' * HO' * Z * WIS
Z. weegt 28,5 w. en is van Z4. Ons tot dus verre (twee stuks) alleen be-
kend in de Verzamelingen der Heeren munnicks van cleefe en Stricker ; in
de Verzameling des laatsten ging zij over uit die van wijlen den Heer v. smidt
van Gelder vöor de som van /1 7 .2 5 . Zij komt voor op den Catalogus van
’s mans Penning- en Muntverzameling, D. I , bl. 291, onder N’ 4848.
De Daalder is beschreven bij madai onder N" 5848, en is afgebeeld in de
Monnoyes en Argent du Cabinet de S. M. VKmperem, Vienne 1769, op p. 353.
N° 18 bevat wederom de beeldtenis van den Heiligen Oswald, als op N° 17;
ter zijde van hem ziet men de letters:
S. O.
Het omsohrift luidt, na een roosje als munt- of Muntmeestersteeken:
SANCTVS * OSWALDVS * REX * NVMVS h ARGEN'
Nimus argenteus, beteekent: zilveren mimt
Op de kz. houdt een klimmende leeuw het wapenschild vast, dat thans alleen
het Bergsche wapen vertoont. In den rand ziet men, voor het om-
30*