»die munte van weirden ind oirberliok gehalden werde, nae gemeyne lope ind
»ordinancien der valuaeien ind munten in der tijt wesende. Ind sulck pro-
»fijten van sleeschat dair van körnende sullen sijn in behoiff onser stat vurscr.,
»dan sulcke peen, as men den muntmeister dair op stellen sali, off hy brueck-
»den ind vellich wurden sali ons, ind onser herlicheit dyenen ind toegekeirt
»werden, ind die koepluden, die silueren off byllion ther vurscr. munten bren-
»gende werden, sullen geleyden dair to hebben ind geveilieht syn , gelyck als
»op anderen weirdigen monten gewoenlick is sonder argelist. Ind hebn dess
»to oirkonde onse hantteycken hijr onder gesät ind onse segell, mit onser
»rechter wetenheit aen desen -brieff doen ind heyten hangen. Gegeven in den
»jair ons Heren duysent vier hondert twe ind tnegentich, opten viii™ dach
»in de Meye.»
Ñaar de minute of gelijktijdige copie in Hb'. III der Veertien Boeken
in het Provinciaal Archief van Gelderiand.
(Was vroeger zeer onjuist uitgegeven in T. IV der
Revue de la Numismatique Belge.)
Uit de overgeblevene muntstukken, die wij zoo dadelijk zullen beschrijven,
ziet men dat de stad gebruik maakte van het haar geschonken voorregt om haar
eigen wapen op de inuñt te plaatsen.
Dat wapen is aldus in heraldische termen beschreven:
Le chef d azur au lion <tor lampassé de gueules; la pointe dl argent à
la fleur de gueules;
dat wil zeggen : Een doorsneden schild ; in het bovendeel van het wapen een
gouden leeuw met rooden tong en nagele, op een veld van azuur; in het bene-
den deel eene roode lelie op een zilver veld. Men weet niet juist hoe de stad
aan dit wapenschild gekomen is.
Onder N* 1 deelen wij zulk eene munt, die waarschijnlijk halve ètuiver
heette, mede.
De vz. bevat het zoo even beschreven stedelijk wapenschild, omringd door
een. boogversiersel, dat uit acht bogen bestaat. Omschrift :
<§> MONE * NOVA » RVREMVNDENSI.
Op de kz. ziet men een buitengewoon versierd kruis, hoedanig wij tot dus
verre op geëne andere munt aantreffen. Tusschen deszelfs beenen vinden wij
de Bijbelspreuk volgens de vertaling der Vulgata (het zijn Woorden van David in
Psalm CXVIII. vs. 75), die op de meeste munten uit den tijd van Hertog Karel
van Egmond voorkomt (en thans den naam en titel van den vorst schijnt te
vervangen):
EOVI | TJIVD | ICIAî | TV*DE
d. i. : aeqwitas (sunt) judicia tua Domine, of: Uwe oordeelen zijn billijkheid,
o Heer.
Dat Karel van Egmond (waarschijnlijk in den aanvang zijner langdurige rege-
ring) nog andere spreuken op zijne munten voerde, toonden wij aan in onze
Munten der Graven en Hertogerc vain Gelderland (Haarlem 1852), bl. 1-55,
161, 165. Volgens den lettervorm is deze munt echter opzijn vroegst genomen ■
onder de regeringen van Willem II of Karel V geslagen.
Z. B. weegt 1,4 w. Zs . Verzamelingen van de Heeren guillon te Roermond
en j . à. Str ick e r te ’s Gravenhage.
Deze munt is beschreven door p io t , ter aangehaalde plaatse, page 405, en
afgebeeld op pl. XXI, N° 1. Zij was vroeger afgebeeld in den Beeldenaar van
Plantijn 1575, doch met het opschrift:
Mmte van Bemunde.
Voor dat wij een oorspronkelijk exemplaar dezer zeer zeldzame muntsoort had-
den opgespoord, waren wij voor ons werk de afbeelding des Beeldenaars gevolgd.
N” 2 was waarschijnlijk een stuiver of wel een aide braspemynck.
Op de vz. ziet men thans alleen eenen klimmenden leeuw binnen eenen
parelcirkel. Onder hem de lelie, of uit het wapenschild der stad,'ôf uit het
familiewapen van Hertog Karel van Egmond ontleend. Het omschrift is na
het dusgenaamde Geldersche kruis:
MONETA * NOVA RVREMVNDENS'
Op de kz. vertoont zieh een aan de einden omgekruld kruis, dat in deszelfs
hart eene lelie heeft. Een parelcirkel omsluit tusschen de vier beenen des
kruises twee leeuwen en even zoo vele leliën, beide deelen van het stadswapen.
Het omschrift is weder: