Wij deelen de afbeelding dezer hoogst zeldzame (Zs) munt mede, naar eenen
piedfvrt derzelve in de verzameling van den Hoogleeiaar s e r rü re te Gend.
N" 38 eindelijk is gelijk aan N° 35 op het jaartal n a , zijnde thans 1565.
Wij deelen deze munt daarom mede, omdatMADAi, op bl. 729 van zijn 1°Deel,
haar vermeldt en velen tot op beden haar bestaan in twijfel hebben getrokken.
Z. weegt 27,4 w. Z6. Verzameling van den Heer mtjnnicks van c le e ff
te Utrecht.
Wanneer wij letten op den prijs van 30 stuivers, die op deze munt'en uitge-
drukt is; daarbij in aanmerking nemen het bij ieder stuk opgegeven gewigt en
de gehalte van ongeveer #¿55; dan zien wij dat de tegenwoordige waarde mede
omstreeks f 2,60 a / 2 ,7 0 is, en dus dat de prijs^van het zilver tusschen 1563
en 1852 zeer gestegen is.
Wat de geschiedenis dezer Daalders betreft, daaromtrent geeft de Heer gü to t
ons eenig narigt op bl. 117 van het VII' Deel der Bijdragen voor Vaderlandsche
Geschiedenis en Ovdheidbmde van den Heer nijh o ff , waax wij onder anderen
lezen:
«Met het muntslaan ging zij [de stad'Nijmegen] voort tot dat zij, ten ge-
»volge van de niet naleving der Muntverordeningen van 1559, doorhet Kamer-
//geregt van Spiers in de uitoefening van het Muntregt geschorst werd; of eigen-
//lijk bleef zij er mede voortgaan tot aan het tijdstip toe (Maart 1563) waarop
«het Kamergeregt aan dat bevel ter schorsing kracht en klem wist bij te zetten,
«door te bewerken dat de Nijmeegsche munten in Duitschland, längs de Gelder-
// sehe grenzen, geheel verboden, en, hooger op, slechts verre beneden hare
//waarde gangbaar werden verklaard. Toen besloot de stad van muntvoet te
»veränderen en liet zij eenen daalder slaan, op welks keerzijde uitdrukkelijk
//vermeld Staat, dat zijn gehalte die is van Koning Filips penning, alzoo van
«deh penning van baren toenmaligen Hertog [steeds had zij de munten harer
vorsten in gewigt en gehalte bijna op den voet gevolgd]; welligt in de magt Van
//dien vorst een’ waarborg zoekende voor de gangbaarheid van hare nieuwe
//munt buiten ’s lands. In die hoop, zoo zij ze mögt gekoesterd hebben, zag
«zij zieh echter bedrogen; want niet alleen werd 00k die daalder in Duitschland
//buiten koers gesteld, maar daarenboven, zelfs voor het geval, dat de stad zou
//kunnen bewijzen het muntregt wettiglijk te bezitten, werd haar doorhet Ka-
//mergeregt van Spiers ten eenen male de vrijheid ontzegd om op den vermelden
«voet te mögen munten. Van daar dat de stad 00k [gelijk wij reeds boven vermeld
hebben] omtrent dit punt de meening der regtsgeleerde faculteit van Leuven
//inwon. De aanspraak evenwel, die zij vermeende te hebben op dit, in 1563
»door haar aanvankelijk reeds uitgeoefend, regt (om namelijk op den muntvoet
//van hären eigen, maar nu niet nteer aan het Rigk onderhoorigen Vorst te mögen
»munten , (in welke meening het boven vermelde, bl. 8—23 reeds vroeger mede-
gedeelde advys der regtsgeleerde faculteit van Leuven haar versterkte) //liet zij
»iets later, te weten in 1567, varen, even als de daarmede in verband staande
//bewering (mede in het advys ondersteund), dat zij, ten geVolge van het Augs-
»burgsche traktaat van 1548, 00k in muntzaken nu niet meer onderworpen was
«aan het regtsgebied van het Duitsche Rijk. Tot het opgeven, zoowel van het
//eerste punt als van het tweede, noopten haar de, alle andere bedenkingen verre
//overwegende, belangen van haar levendig en uitgebreid handelsverkeer met
//Duitschland, in tegenoverstelling waarvan hare toenmalige onmiddellijke han-
// delsbetrekkingen met de Hollandsche steden, gelijk bekend is , van zeer gez/
ringe beteekenis waren.//
Onze N° 38 (de eerste van plaat V) is ongetwijfeld de in de muntordonnantie
van Dec. 1562 vermelde munt, waar dezelve genoemd wordt: //eyn penninck
van vierdenhalven brabantse stuver faluwirt, van gelicke gehalt ende gewicht enz.,«
zie boven bl. 60.
Deze munt heeft, volgens gemelde ordonnantie, op hare voorzijde het beeid
van den Heiligen Stephanus met den palmtak en de steenen op het Evangelie.
Het omschrift luidt buiten eenen parelrand:
S '» STEPHAN' PROTOMA'
Men lette hier op de verbeterde schrijfwijze proto — en niet protho-martyr.
De kz. bevat het gekröonde stedelijke wapenschild binnen eenen parelcirkel,
Omschrift:
MONETA * NOVA » NOVIMAGE'
Op een ander exemplaar staat NOVIMAGEN.
Z. Het gewigt is 2,9 w. Z5.