Onze vriend, de Heer o. keer te Amsterdam, heeft de goedheid gehad ons eene
uitvoerige mededeeling te doen omtrent een met vele moeite ten dezen öpzigte door
hem in het werk gesteld onderzoek. Dit geheel hier over te nemen zoude te veei
plaats beslaan. Wij geven het dus als Bijlage en deelen alleen als resultaat mede:
Dat de Heerlijkheid Stein is geweest een hoaad leen, waarvan de Graven
van Loon Leenheeren waren, en welk leen weder.op hen verviel na den dood
van Margaretha, laatste afstammeling in regte lijn van de Heeren en Erfdoch-
teren van Stein, en dat, zulks geschied zijnde in den jare 1451., Johan, Graaf
van Nassau, door huwelijk met de dochter .en erfgename van den Graaf van
Loon, en uit de bezittingen daardoor hem aangebragt, over het toen openge-
vallen leen Stein beschikt heeft ten gunste van Herman, Vierden, zoon van den
mede in dat jaar overleden Heer Diederiek van Bronckhorst, die door de twee
oudste zijner drie broeders. in de successie. van ’s vaders nalatenschap der goe-
deren van Batenburg, Anholt en Gronsveld. was voorgegaan.
Tot dus verre over de Heerlijkheid en het wapen van Stein.
De vier beschrevene: wapenschilden zijn naar elkander gekeerd binnen een
versierd, aan' de einden gebloemd , kruis.. In den buitenrand staat<
MONETA • NOVA • AVREA • BA.
d. i. Batenborgensis. ...........
Even als de vroeger beschrevene Johannes-goudgulden van Heer Gijsbert, be-
hoort de tegenwoordige tot die welke in het Tkresoor of in den Beeldenaar van
1580 genoemd worden: » gheconterfeyte goudguldens.« Even min als gene is
de tegenwoordige ons immer in het oorspronkelijke voorgekomen.
Wij gaan over tot Heer
WILLEM t 1573
V an spaen zegt van hem, bl. 321, 322:
//Willem van Bronckhorst, Heer van Batenburg en Stein. Hij Staat als Ban-
wnerheer op de Riddercedulle van 1555 en 1565. Hij is Gedeputeerde Ban-
/, nerheer en bezegelt de Unie van 1564. Hij heeft eene procedure tegen den
ii Momboir, sustinerende dat Batenbwrg gelegen is buiten de palen van Gelder-
u land, en onmiddelijk ter leen gehouden wordt van den Keizer en het Bijk;
,/ dat de Voorheeren van Batenbwrg niet altijd gevolgd hebben de Hertogen van
„ Gehe, maar somtijds neutraal en somtijds tegen hen geweest zijn; dat Baten-
„ burg zoo weinig in de contributien betaald heeft, dat zelfs de Heer, een kloos-
«ter stichtende , hetzelve van schatting vrijdde 1561. Zieh voor de zaak der
// vrijheid verklaard hebbende, is Batenburg volgens contumaciele sententie van
// ’t Hof van Braband door ft Hof van Gelderland in beslag genomen, 22 Febr.
//1569, en worden de Richter en Sohepenen van Nijmegen gemagtigd dit uit te
'// voeren; de Heer vati Batenburg bezwaart zieh deswegens aan den Stadhouder,
//Graaf van Megen, dewijl zijne Heerlijkheid van niemand dan van ft Rijk re-
// leveert, 21 Maart 1569. Hij is door de Spanjaarden bij Haarlem dood gez/
schoten 1573. Tweemaal trouwde hij, eerst met Johanna, dochter van Joost
«van St. Omer, weduwe van Halewijn van Boringen; bij welke hij geene kin-
ii deren verwekte. Zijne tweede vrouw was Erica, dochter van Dirk, Graaf van
//Manderscheid, weduwe van den Graaf van Isenburg. Zij staat als Banner-
vvtouw op de Riddercedulle van 1578.//
Al het overige omtrent deze vrouw bij van spaen verder vermelde meenen
wij te mögen voorbijgaan, als loopende de ons gestelde palen slechts tot ddh
tijd der Paciflcatie van Gend of het jaar 1576. De na dien tijd door de Heeren
van Batenburg geslagene munten zijn in het werk van verkade , echter
zonder eenigen noemenswaardigen tekst daarbij te voegen, opgenomen geworden.
Zijn oudste zoon Herman Dirk volgde hem op. Diens munten zullen later
vermeld worden. Thans gaan wij over tot de beschrijving der munten van
Willem.
N° 1 is de dubbele (M aat, met zeer gering verscliil in de type en het om-
schrift geheel gevolgd naar den dubbelen dukaat van Nijmegen, boven (bl. 42
en 43) beschreven en op PI. I onder N° 5 afgebeeld.
De vz. stelt den Heiligen Stephanus met palmtak, steenen en met den nimbus
omgeven voor. Omschrift:
S' * STEPHANYS PROTHOMA *