HUNTEN VAN ARNHEM.
Dat men al vroeg in deze stad Munthuizen aantrof, gelijk de Heer G. van
h a s s e lt zegt in het Ie Deel van zijne Arnhemsche Oudheden (Arnhem 1808) , in
Hoofdstuk XLIX, dat tot opschrift draagt: Munt, zal wel niet te betwijfelen
zijn: maar dat dat van 1883, in het Hoofdstuk XLVIII vermeld, als op de
toenmalige Hieuwe Markt gelegen, het oudste zoude geweest zijn, komt öns niet
zeer waarschijnlijk voor; of het zoude het zelfde moeten geweest zijn, waär in
1290 de sterlingsche denarien geslagen werden, Zie daarover onze Munten der
Graven en Hertogen van Gelderland (Haarlem 1852), bl. 264.
Verder zegt de Heer van hasselt op bl. 213 van gemelde Arnhemsche
Oudheden:
«De muntsteeg, welke in de Broeren-straat uitkomt, draagt nog den naam
«na ’t munthuis, ’t welk in de Bakkerstraat stondt, maar in laater tyd groote
rt verandering onderging, en thans van den Heere Staatsraad G. brantsen be-
«zeten wordt. Dat huis hadt in die steeg zyn uitgang.
«De stigtingsbriev van Sint Peters Hospitaal ging, met alle de Charters van
«dat huis, in den laatsten oorlog verloren; hij was van ’t jaar 1401, en daar
«in vermaakte johan van arnhem, Canonik der kerkvan Sint Pieter te Utrecht,
«bij uiterste wille zyn huis geheeten de Munt, staande in de Kynstraat, tot een
«Hospitaal en Geestlyk huis, en Hertoch willem van gülich noemt het in
d’approbatie van deeze givt die Oude munt. — In een opdrachtsbriev van 1426
«zie ik een hugs en hofstegde, gehegten dìe munte, gelegen tusschen hugss ende
a hoffstede voirtgts“ ' Wemmer Smeets op die een sgde en tusschen der gemeynre straten
« In 1480 stond prope sanctum Johannem een huis toen, als die aide munte
« behend. Een huys en hofsteede, dat im die munte is , wierdt in 1446 met
« deeze woorden beschreven. Des dinxdach voer megdach [ 1448] als die groete
« dach/art hier was, doe die Scepenen mit den horgeren Ui nacht gewacht in
» die old muent in die beckerstraet. -
« In 1449 wierdt door de stad verkogt die heiße van den hugsinge, dat nu die
«In 1451 wierdt gepijnd an allen reden gudé, dat in der munte is — een
»ganch dair men .geet totten hugsinge gehegten die olde munte komt in 1517
« voor. — En dit negental van voorbeelden betoogt duidelijk genoeg, dat veeler-
//hande inunthuizen, het een op het ander, in ’t oud Arnhem aanwezig warèn.
« De Ordonnamtie van 't munten van Grooten ende oude Schilden van Hertoch
« Eduard is in de Brandkas en van 1370 (1). In dat jaar wierden zeven Op-
« pidam recepti [burgers gemaakt] en daar onder magister Gadefridus, gelijk hy
« in die opgave monetarius, even als twee andere nieuwe borgers, den een Eistor
« en d’andere Barba-tonsor gendemd Staat. Maar was deeze Gadefridus juist
« stads-munter ? — vaste stads-munters waren er zekerlijk niet. De Holland-
«sche Vorsten namen in de XHI en XIV eeuw maar deezen of geenen be-
«kwaamen persoon voor een bepaalden tyd tot hunnen muntmeester aan (zie
«p. h. v. d. w a l l op de Handv. van Bordrecht, I , i i , 253), en zo lang
«Gelderland door Vorsten bestierd wierdt, en naderhand door Staaten, handelde
»men by ons niet anders. En daardoor is het waarsehynlyk, dat, wanneer
» eene enkele stad voor haar munt zou slaan, zy wel over zulk een, niet dage-
«lyks voorkomend werk, en niet verder met iemand, des kundig, in beding
(1) Deze is uitgegeven door den Heer n ijh o p i in zijne Gedenhwaardigbeden uit de
Geschiedenis van Gelderland, D. I I , bl. 262—263, en daarait overgenomen door ons in
de Munten der Graven en Hertogen van Gelderland (Haarlem 1852), bl. 266—268.
V. D. 0.
14*