legenheid van het opmaken van een stuk, waarbij Hertog Willem I bekende
voldaan te zijn wegens zijne vorderingen op Jan van Hpmoet, ambtman van
Overbetuwe (t. a. p., bl. 116). In 1394 lezen wij in een stuk van den 22
Augustus, verleend door Hertog Willem (nijhoff t; a. p., bl. 194):
a Wy Willem byder gnaden Goids hertöge van Gelre ende van Gulich ende
a greve van Zutphen, doin kont allen luden mit desen apenen brieff ende beiz
kennen, dat, want wy mitten edelen onsen lieuen neue Gysbert van Brone-
z/horst here tot Borchloe goytliken ende eendrechteliken syn overdragen, dat
//hi ons alle guede, lude ende renten, ons ende onser heerlicheyts toebehoe-
//rende, dair ynne hi eynen tyt geseten heeft, die gelegen zyn in onse stat
' .//ende kerspel van Lochern, van Gronlo ende van Roderloe, ouergegeuen heeft,
// ende wy hem weder gesat hebben in onser gruyten van onser stat van Gron-
// loe, dair die eerbere onse lieue andechtige vreenden, deken ende capittel van
//onser kercken van Zutphen, na inhalt hoere brieuen, in affslage van eenre
// sommen gelds, die wy hem seuldich zyn, ynne geseten hebben; so hebben
a wy mit eenen goitliken ende eendrechtigen oeuerdrage mit hem1, by rade
a ende goetduncken onser raide ende vrienden, die voirscr. onse andechtige de-
ii ken. ende capittell weder gesat ende setten, ouermits desen brieff in alle all-
n sulken goede ende renten, dair onse lieue neue ende rait Ghysbert van Bronc-
//horst voirgen. ynne geseten heeft, enz.//
Dit een en ander hangt waarschijnlijk te zamen met hetgeen' wij lezen bij
van spaen in zijne Historie van Gelderland, bl. 200: //In 1236 kocht hij (Graaf
u Otto II van Gelre) Grolle met rechtsgebied, gruit, munt en verder toebehoo-
// ren van Heer Hendrik van Borculo. n
Wat wij van deze munt te Grolle (d. i. Groenlo of Grol) in de dertiende
eeuw te denken hebben, weten wij niet. Er zijn noch munten van eenen Heer
van Grol, noch van den Gelderschen Graaf Otto, aldaar geslagen, bekend.
Naar aanleiding van het. bij nijhofp op bl. 194 voorkomende charter, bezegelde
Heer Gijsbert twee dagen later, d. i. op den 24 Augustus 1394, een stuk,
waarbij hij, onder voorbehoud van zijn regt op de gruit te Groenlo, ten be-
hoeve des Hertogen van Gelre en Gulik, opdragt deed van zijne inkomsten uit
Lochern, Groenlo en Roderlo.
Eindelijk vinden wij onzen Heer Gijsbert voor de laatste maal, zoodat hij .
kort daarna schijnt gestorven te zijn , als deelgenoot in de Magescheid tusschen
Pelgrim van Putten ter’eene, en zijne kinderen, bij Katharina van Zinderen in
echt verwekt, ter andere zijde, een stuk van den 5 Junij 1399 (t. a. p ., bl.
212),; op den 3 Maart 1402 komt er bij n i j h o f f (t. a. p.) , een Frederik als
Heer van Borculo voor.
Onze taak tot opheldering der Geschiedenis van den Borculoschen Muntheer,
wiens geldstukje wij afbeeldden en zoo dadelijk wenschen te beschrijven, wat
betreft de Gedenkwaardigheden van den geleerden nijhoff , afgedaan hebbende,
slaan wij van spaen’s Oordeelhmdige Inleiding tot de Historie van Gelderland
open, en vinden daar op bl. 286 van het Ie Deel:
//Heer Gijsbert: Heer van Borculo; nog geen Ridder. Raad en lieve Neef.
//van Hertog Willem van Gulick en van Maria van Gelre, als zij namens haar
// zoon de Privilegien van Doesburg bevestigen, 1372 (pontanus). Hij helpt
//Arnhem voor Hertog Willem winnen, 1372 (Arnhemsche brandkas), ' Rid-
//der; is in verbond met Herberen, Heer van Putten, tegen Campen, 1374.
// Bij het verdrag der’ factien in Gelderland, 1374 (pontanus). Getuige van den
a zoen van Bisschop Florens van; Utrecht met Evert van Essen, 1380 (bumbar’s
//Deventer}.-, Is vijand van-Deventer, 1395 (monbn’s Deventer). Met zijne
//neven van Bronckhorst is hij bondgenoot van Reynald, Heer van Coeverden , en
// worden zij in den zoen met Bisschop Frederik begrepen, 1397 (dumbar, 1. c.).
//Hij koopt Borculo van Godart van Borculo, geheeten van Doodingweerde, zij-
//nen lieven Zwager, die deze Heerlijkheid geerfd had van zijne Nigt, Henrica
//van Borculo, 1397, en Heymerich van Borculo, geheeten van Doodingweerde;
// Jutte zijn Vrouw en Hendrik zijn Zoon, bij afwezendheid zijner andere kin-
// deren, bevestigen het vorig verkoop, door hun Oom Godart gedaan, 1398 (Hof-
ii Archief). Hij is Landdrost der Graafschap [d. i. van het Graafschap Zutphen] ge-
ii weest, 1384. Hij was dood 1402, want zijn Neef is toen Heer van Borculo.
//Zijne Vrouw was Henrica van Borculo, geheeten van Doodingweerde, maar
//zij hebben geen kinderen nagelaten.//
Uit het zoo even medegedeelde zoude men opmaken, dat Borculo eerst in
1397 het eigendom geworden ware van onzen Heer Gijsbert, maar uit de
32*