plaatsje Steyn genaamd, liggende aan de Maas, doch boven Maaseyk, binnen de grens-
scheiding van het Hertogdom Gulik, en op de kaart N° 27 , van de Hertogdommen Bra-
hand, Himburg en Opper-Gelder, een plaatsje op dezelfde hoogte, doch dädr Stryn genaamd
(welligt eene dnikfout). Daar die kaart op bekrompener schaal is, ligt dat plaatsje aldaar
als op de grenzen van Gulik; ook komt het plaatsje Stem voor op de Nietme Kaart van
het Koningrijk der Nederlanden, uitgegeven bij r. J. weyoand t e ’s Gravenhage, 1828,
als liggende tnssohen Maaseik en Maastricht.
In 1408 stierf Daniel van der Merwede, van Steyn, Poelwijck en Leerambacht. Hij
was naervolgher en zoon van boven vermelden Daniel van der Merwede, gehuwd met de
Erfdoohter van Steyn.
Deze Daniel liet bij zijne vrouw, de wednwe Lodewijk van Praet, Heer van Moerkerken
(bij Brugge), eene dochter na, waarvan
Margaretha (Margriet) Erfdochter was van Merwede , Steyn en Poelvnjck, die omtrent
den jare 1410 hnwde met Willem van Brederode, doch deze, zonder kinderen bij haar
verwekt te hebben, overlijdende, zoo verkocht zij deze Heerlijkheid aan haren halven breeder,
Heer Lodewijh van Praet, Heer van Moerkerken, en stierf 1451,.
Zie Ghronycke ter boven,aangehaalde plaatse. Die Chronycke zegt .uitdrukkelijk:- d e z e
Heerlycheit, en kan.dos.walgeene andere of meerdere bedoeld hebben dan die van Merwede,
van welke Heerlijkheid, beoevens van die van Moerkerken, blijkens het opscnrifi van dit
Hoofdstuk, de Schrijver slechts de Heeren ,en Tfronwen wil vermelden, en van die beide
plaatsen Margaretha.alleen.over Merwede; kon bssehikken. Steyn en Poebnjck mag .men
dan ook beschoowen als van dien verkoop nitgesloten geweest te zijn. Men leze ook later
op bl. 189 dezer Ghronycke,.leg. 7.van onder: ■ a
»Heer Lodmijek vm Praet, Bidder, Heer van Moerkercte, die:van,yroii Margriete
» van der Merwede, sijn halve suster, en Heer Willem van Brederode, haer man, m ’t jaer
. i4l4-,feochte de; Baenderije van der, Merwede met sijn toebehooren."
T^n wexoi to'eh Steyn. noeh Poelwifck toebehooren vna Memede.
Men vindt dan ook, na het, overlijden van genoemde Margaretha, niet meet van Steyn,
als in 'beHt of >leen.tvan het geslacht van Merwede of Moerkerken, gewag.gemaakt, ook
niet ab zoodanig van het geslacht van van Praet. De keeper van Merwede voerde.geen
titel ab Heer van Steyn. Hij stierf 1440 [Chronycke ab boven, bl. 189, reg. 3 van onder).
Zijn zoon. en opvolger » ; ; - ,t;- •
Vranck van Praet , wordt, genoemdiEBaifcfer, H e e r van Meerkereke .m ter Merwede en
Moerkerckenlant bij Dordrecht, Aw Merwede in 1473 transporteerde aan zijn’ -zoon Daniel,
getiteld: Heer Daniel van Praet , Bidder, Heere ter Merwede en van Moerkercke, Baillne
van Zuyt-Hollmt en CamerUng van Hertogh Ca/relvm Bourgondne, -Deze stierf 1512,
nalatende eene dochter
Ma/rgriete vm Praet van Moerherchen, Vrowwe van ter Merwede, gehuwd met Gheerit
van Archel, verloor haren man 'döor den dood in 1547. Zij zelve stierf kinderloos., ien lega-
teerde de Merwede aan JDa/niel va/n- Boetzelaer', haa/r QoTns, Heer Lodewijhs, dochters zoon.
Zie Chronyche als boven, bl. 190.
Alzoö is dan nu reeds de Merwede alweder -in een ander geslacht overgegaan.
DaäTop volgt nog uit den stam van va/n Praet en Moerherhen:
Lodewijh va/n Praet va/n Moerherhen, Heer Ba/niels tweede sone, was Ambachtsheer van
Ga/rnis en Bar end/recht, en stierfA°1537. Deze won vier zonen en twee dochters (zie
Chronyche als boven, bl. 190*). Dit «tweede sone van Daniel»' is mij onduidelijk.- /Wij,
zagen toch hierboven, dat Daniel slechts eene dochter naliet; zou zulks ook moeten zijn
Vr.mch's tweeden zoon, welke Vranch was de vader, van -D#me£ (zie hierboven), die, bell
alve deze, nog twee zonen had, Lodewijh en Fra/ns. Van deze Lodewijk’s vier zonen was
Heer Joos va/n Praet vm Moerherchen Dom-Kanönick tot Utrecht. Deze lief twee
zdnen na, als: ■ vl ' v
Lodewijk, Drost van Steyn, enz. Hier vindt men nu eerst, na verloop van bijna eeire'
eeuw en het afsterven van vier geslachten uit de familie va/n Praet van Moerherchen, als
van lodewijh, diens zoon Vranch, diens zoon Lodewijh, en diens zoon Joos van Stüyn,
als in betrekking staande tot die familie, gewag gemaakt; maar niet als eene aan dezelve
toebehoorende of in leen bezeten hebbende Heerlijkheid, maar als van eene plaats, in de-
welke een achterlid en basterd derzelve eene ondeTgeschikte ambtelijke waardigheid, die
van Brost, bekleedde.
Maar wie zal toenmaals Heer van Steyn geweest zijn? Het laat zieh gemakkelijk gissen
uit eenige volgende regelen dezer Chronyche, dat deze een lid uit het geslacht der Bronk-
horsien geweest is. De moei van dezen Lodewijh, Drost van Steyn, zuster van Joos van
Praet van Moerherchen, en tweede dochter van Lodewijh vm Praet van Moerherchen, was
ten tweeden male gehuwd met Herman van Bronckhorst, Heer van Batenborgh en Steyn.
Hier kunnen wij nu veilig cPouäe Chronyche van het geslacht der Heeren van Merwede
en Moerherchen, als gids tot onderzoek naaf de Heeren van Steyn, verlaten, um ten dien
einde het geslachtregister der Heeren van Bronkhorst te raadplegen, te vinden in de Oor-
deelhundige Inleiding tot de Historie van Geldertmd, door w. a. van spaen, D. I , en
wat dezen Herman van Bronchhorst betreft, bl. 818, 320, waar men leest:
» Herman van Bronchhorst, Heer van Batenburg-Anholt, en zoon van dirck van Bronch-.
»hörst, Heer van Batenbv/rg, Heer van steyn , die Anholt van Hertog garel bekwam, en