»ten in de S. Victorskerk te Batenburg (n ijh o ff, .¡t. a. p. bl.. 187)., In. 148,8
»bekent hij schuldig te zijn aan Johan van der Hulss en llenrik BentinQk-1400
» Rijnsche gülden, en verzekert hun de betaling daarvan uit zijnen tyns op de
»Veluwe (n ijh o ff, t. a. p. bl. 197). Wegens het kwartier van Nijmegen
„ i3 hij bij het traktaat. tusschen Adolf* Graaf van Nassau, Stadhouder van
» Gelderland, en Willem, Hertog van Gulik en Berg, 1489. Insgelijks bij
» het verdrag van Hertog Karel van Gebe en Graaf Frederik van Buren 1494.
»De Hertog van Sahen, Gouverneur van de Landen van herwaarts over,
» Batenburg ingenomen hebbende, wordt de Heer van Batenburg mede begre-
u pen in den vrede, dien Hertog Karel met de Hertogen van Saksen, Beijeren,
«Gulik en Kleef, onder bemiddeling van den Koning van Frankrijk, maakt. Hij
»raakt, even als de Heer van Bronckhorst, in onmin met Hertog Karel 1500.
n Hij verzoekt aan de Landschap zieh voor den. Hertog te mögen verantwoorden
»1501; wordt zijn openbare vijand en houdt de zijde van den Hertog van
n Kleef, zullende zijne bezwaren tegen Hertog Karel aan den Koning van Frank-
«rijk brengen 1502, Hij werd door Hertog Karel uit Batenburg veijaagd en
«gevangen genomen, moetende 1500 guldens aan losgeld betalen 1503, enver-
» liest ook Anholt. Hij is Stadhouder van Gelderland namens den Koning van
,, Kastilie 1505. Raad van den Koning in Gelderland 1506. Bij den vrede te
»Utrecht gesloten 1513 komt hij weder in het bezit van Batenburg zonder eenige
»reserve. Hij is gestorven 1516; zijne vrouw was Agnes, Gravin van Bent-
nhem, bij wie hij eenen zoon verwekt heeft Gijsbert geheeten.» [Over dezen
handelen wij onder de munten van Batenbv/rg, daar deze niet meer in Anholt
kon munten.]
Het bewuste muntje dan, bij Utrecht in eenen allerellendigsten toestand op-
gegraven en door het water, waaruit het te voorschijn kwam, half verteerd,
heeft op de vz. het gedeelde wapenschild van Batenburg-Bronkhorst binnen eenen
parelcirkel. Van het omschrift is alleen leesbaar:
I7SG O BV SD .................. . GljBSm.
De kz. wordt door een gelijkbeenig, aan de einden verbreed uitloopend, of
dusgenaamd gevoet, kruis (eroix pattee) in vier deelen gedeeld. Tiisschen de
beenen van het kruis ziet men de letters:
K B Ij
althans zoo meenen wij te lezen. Zij zijn op de munt vrij duister. Van het
omschrift vertoont zieh alleen:
moKS | nvzs xio | . . . . | . . own
Z. B. Gewigt kan, om den toestand waarin het muntje verkeert, niet opgegeven
worden* Het bevindt zieh in.onze verzameling.
Wij gaan over tot de te Batenburg geslagene munten der Heeren van Bronkhorst
en Batenburg.
De, volgens de type, oudste munt is de door ons afgebeelde van Heer Gijsbert,
die in 1356 stierf.
Hij was een zoon van Heer Willem, Heer van Bronkhorst en Batenburg,
die in 1317 het regt van Toi en Munt verkreeg, doch van wien wij tot dus
verre, terwijl hij reeds in 1328 (bij Hasselt tegen de Luikenaars) sneuvelde,
geene munten hebben kunnen ontdekken.
Zijne gemalin, Johanna, Vrouw van Batenburg, maakte, ten overstaan van
den Graaf van Gelre, van Heer Johan van Bronkhorst, ProOst van Aldenmun-
ster te Utrecht, van Heer Johan, Heer te Baer, van Heer Wolter, Heer van
Keppel, Bidders, en van Hendrik van Wisch en Everard van TJlfl, Knapen, in
1328 eene deeling tusschen hare kinderen.
Het bovenstaande schreven wij volgens vav siwen , t: a. p ,, bl. 284, 285 ,
terwijl hij omtrent onzen tegenwoordigen Heer Gijsbert het volgende op bl. 285
en 286 mededeelt (door onS aangevuld üit n ijh o ff’s Gedenkwaardigheden,
1P Deel):
"»Heer Gijsbert, Heer van Bronckhorst; volgens de deeling van 1328 zal hij
n Bronckhorst hebben.» In 1344 komt hij mede voor (en wel in de derde plaats)
als borg bij de Steden Arnhem en Wageningeli, wegens de voldoening van
hetgeen zij voorgeschoten hadden, omin de schulden van Jonkheer Beinoud (III),
Hertog van Gelre, te gemoet te komen (n ijh o ff, t. a. p, bl. 7). »Hij Ridder
» en Raad van Hertog Reynald is getuige bij de Privilegien van Harderwijk
»1348 (sch k a sse rt, Beschhjvi«g van Harderwijk). In 1349 verbindt hij zieh,
» met anderen, tot leisting, ten behoeve van Elbert van Eyle, Riddef (of zijne
19*