DIEDER1K t 1451
•sMirn leven en zijne te Anholt geslagene munt hebben wij vroeger (zie bl.
1 4 0 -1 4 5 ) reeds beschreven. De munten, die ffij te Batenburg het vervaar-
digen, kunnen niet voor in bet jaar 1432 geslagen zijn, waann hij die Heer-
lijkkeid van zijnen zwager Willem, Bastaard van Guhk, kocht. r M
Zijne munten zijn de volgende, onder N° 1 - 5 afgebeeld. Zrj kebben alle
op de voorzijde den klimmenden leeuw, dragende op de regtersckoft het gevie-
rendeelde wapen van Bronkkorst-Ankolt (?). De munten met deze type worden
gewoonliik wegens den omgekromden staart des leeuws leromstaartm genoemd
Wij hebben dergelijke munten van den Brabandschen Hertög Filips van t. o
(1427—1430) medegedeeld op PI. XIV en XV, onder N 2 en 3 , van onze
Munten van Braband en Limburg (Haarlem 1851). Men weet dat er ook ge-
vonden worden van de Vlaamsche Graven Jan zonder weee (1404-1419) en.
Filips den Goeden (1419—1430); ook vindt'men ze m Holland onder Jacoba
en Filips (1428—1436). Het omschrift van N° 1 en 2 lmdt op de vz.:
pt, mijSODBlGVS : DG : BRODGfjORST . f^SS' SS'
Dit b S S £ waarschijnlijk eene verkorting van het woord beres, erfgenaam,
maar w^ar zulks op doelt, betuigen wij niet te begrijpen. Sloeg Diedenk reeds
munt als Heer van Batenburg, in de verwachting dat hij het weldra weder in
eiqendom zoude bezitten, of heeft het woord herea betrekkmg op de pandschap,
waarin Batenburg voor 3600 Fransche schüden overgegeven was geworden aan
Heer Johan van Berlaer? Zie vak *■ P-, W- 310- De voorwaarden
der verpanding kan men lezen bij slich ten h o rst , Geld. Geschedenmen bl
180 waaruit blijkt dat Gijsbrecht zijn regt van eigendom op Batenburg bleef
behouden Neemt men eehter aan, dat met de uitdrukking bij van spam van
koopen insgelijks de afiomng zal bedoeld zijn, die Heer Diederik na zijns vaders
dood volbragt, en dat hij vröeger misschien reeds in zijne aanspraak op Batenburg
was erkend geworden, dan mag men veronderstellen dat deze munt door
hem nog bij het leven van zijnen vader geslagen is. Zoo ziet men ook beider
namen als getuigen in het verdrag van verzoening van den Hertog van Gelder
(Aarnoud) met Rudolf van Diepholt, Postulaat te Utrecht, vermeld, gesloten 29
Julij 1429. De vader teekent zieh Gijsbrecht van Bronckhorst, Here tot Ba-
tenborch ende van Anholt, en de zoon Dirck van Bronckhorst, zoon tot Baten-
borch ende van Aenholt (van mieris , Charterb. IV, 956).' Dit alles volgens
goedgunstige mededeeling van den Heer keer te Amsterdam.
De kz. wordt bij N' 1 en 2 door een gevoet kruis in vier gelijke deelen ge-
d ee ld , terwijl in den omtrek te lezen Staat:
* MODG I 1B2S DG B |.3OTGI2B | G DOV2S
Daarin zijn N" 1 en 2 aan elkander gelijk, maar zij verschilleh in de wijze
vari plaatsing der vier letters tusschen de beenen des kruises. Die letters mee-
nen wij aldus tot de initialen van twee woorden te moeten maken:
2!D'
en BR' of Anholt. en Bronkhorst.
Zij zijn beide van Z. B. N“ 1 weegt 3,2 w. Z5. Alleen ons bekend in het
Koninklijk Kabinet te ’sGravenhage; N’ 2 weegt 3,1 w. Z®. Alleen, voor
zoo verre wij weten, tot dus verre in onze verzameling.
N° 3 verschilt van de beide vorige daarin dat de arendjes in het wapenschild
thans tweekoppig zijn. Het omschrift is eenvoudig:
■ * WIjGODRIGVS J DG * BROßGf)ORSm i
Op de kz. lmdt het thans:
* MOI2G | IB22 KOV | 77 % DG * B | 7OTGDB
Z. B. weegt 3,1 w. Z®. Tot dus verre alleen in onze verzameling, en moet
volgens eene onuitgegevene Plaat van lelewel ook nog in een Kabinet in
Belgie gevonden worden.
N” 4 is een exemplaar van veel ruwer (misschien ouder?) type dan de vorige.
De kop van den leeuw is als met een heim gedekt. Het omschrift begint niet,
gelijk bijkans op alle munten in de Middeleeuwen, van boven achter een kruis-
je , welk laatste hier geheel ontbreekt, maar op de helft van den rand aan de
regterzijde. Het luidt weder:
ri^GODRlGVS • DG • BRODGljORSm • f^GS S
z. B. weegt 2,9 w. en is van Z5. Kabinet Van Professor serrure en, volgens
20