««Die data is van den brieff mittet zegell der stadt Niemegen besegelt: Dusent viff-
««hondert acht ende dartich, des woensdaiges nae Sanct Mathiasdach»»
De bovengemelde Ordonnantie bedoelt öngetwijfeld de Rijksdaalders met den staa/nden
Stephanns, door ons onder N° 23 en 24 van de stad Nijmegen medegedeeld. Volgens de
Ordonnantie kunnen er halve en vierdedeelen van deze muntsoort bestaan hebben; doch,
gelijk men weet, niet alle munten, in de Muntordonnantien vermeld, zijn steeds geslagen
geworden. Waarschijnlijk zullen er echter hier of daar in Europa nog wel ons onbekend
geblevene Nijmeegsche en andere munten ontdekt worden.
Jnist daags na het afdrukken der Supplementplaat ontvingen wij van den Heer strxcker
te ’s Gravenhage eenige kortlings door Z. E. aangekochte grooten van de stad Nijmegen.
Wij kunnen daarvan alleen te dezer plaatse melding maken.
Daaronder bevinden zieh de type van onze N° 9 op Plaat I , doch met het jaartal
M *CCCC* LXXXY; verder onze N° 10; de N° 7 van onze Supplementplaat; eindelijk ook
de N# 8 derzelve, maar met geen versprongen woord op de voorzijde. Op des Heeren
stkicker’s exemplaar staat duidelijk:
nOVISHSGGß
en verder op die zelfde voorzijde een wereldbol als muntteeken ; de keerzijde is duidelijker
dan de onze.
P . O. VAN DER CIIIJS«
Leiden , Maart 1858.
M U N T E N
STEDEN VAN GELDERLAND.