» Overijssel voor 100 postulaat Guldens 1465 (v. hattem , Beschrijving van
„ Zwolle). Gezant van Hertog Adolf op eene conferentie met Kleef 1467. Hij
»en Heer Wijnand van Arnhem, Ridder, zijn met 300 paarden te Wageningen,
»in dienst van Hertog Adolf, en Heer Dirk van der Horst, Ridder, zal hen be-
» hulpzaam zijn 1468 {Arche/ van Mburg). Namens het kwartier van Nijme-
a gen bewilligt hij in de aanstelling van Yincent, Graaf van M ews, tot Stadhouder
»van Gelderland voor Prins Adolf, die gevangen zat 1470. Gedeputeerde uit
»Nijmegen 1471 (Blbwrgsch Archie/). Hij is de eerste der acht Heeren,
»die Hertog Arnold niet in genade aannemen wil, maar zieh voorbehoudt te
n straffen 1472. Hij wordt door Hertogin Gatharina, vrouw van Hertog Arnold,
»naar het Hof van Bourgondie gezonden 1473 (Hiburgsch A rche/). Kort daar-
» na moet hij gestorven zijn.» Zie hem verder nog vermeld bij n i jh o f f in zijne
Gedenkwaardigheden op de jaren 1457, 1459 , ook als Ridder, 1460, 1464,
1465, 1467, 1470, 1471, 1472; alle deze plaatsen zijn vermeld in het Register’des
vierden Deels. Volgens de aanteekeningen op bl. 55 van n ijh o f f ’s
ye Deel; moet onze Heer Gijsbert i n ; of kort na het jaar 1473 overleden zijn.
»Hij was getrouwd met Agnes, dochter van Hendrik van Wisch, en zij worden
»te zamen gemeld 1460, en zij weduwe, met hären eenigen zoon Jacob , ver-
»koopt den Gansenpoel aan Evert van Hönnepel 1480. Uit dat huwelijk is
»gesproten Jacob die volgt» [zoo straks door ons te vermelden] »en Ermgard,
// waarvan men niets weet.»
Voor Anholt hebben wij van dezen Gijsbert slechts eene munt te beschrijven.
|
Zij heeft op de vz., even als de straks beschrevene van zijnen vader, Heer
Diederik, den Bronkhorstschen leeuw op een wapenschild, binnen eenen cirkel.
Het omsohrift luidt:
¿t, ßissBQRrn s d© s BTsrcexiB.
Op de kz. vertoont zieh een wapenschild, waarop-een dubbelde arend, weder
binnen eenen cirkel. Omschrift:
f . MODSrt'TÜ 8 I20V7S8 OS S 211212-
K. weegt 1,3 w. TA. Ons bekend in de verzamelingen van de Heeren Professoren
baart DB la fa il l e te Groningen en ser rü b e te.Gend, en in die van
wijlen den Heer j . beckeb b. z. te Amsterdam; doch op de exemplaren der
beide laatste Heeren, die dus van anderen Stempel zijn, Staat alleen:
DS S TS 12
-Wanneer men getuige ware geweest van de oneindige nasporingen, schikkin-
gen, verschikkingen en correspondentien omtrent de te Anholt, Batenburg, enz.
door versohillende Heeren, op onderscheidene tijden (niet een der achtentwintig
munten op de Platen VIII en IX draagt een ja a rta l!); wanneer men, zeggen
wij, getuige ware geweest van de tijdroovende, onophoudelijke nasporingen door
ons in het werk gesteld om toch eenen arbeid als dezen, ook vooral ten opzigte
van de munten der Dynasten van Gelderland, zoo volkomen mogelijk het licht
te doen zien; terwijl wij niet al de door ons afgebeelde munten en muntjes steeds
voor oogen hadden, maar eenige derzelve, ons vroeger geheel onbekend, eerstop
den oogenblik ontvingen, dat zij, na slechts vlugtig door ons geteekend te kunnen
zijn, in hare rangschikking aan den Lithograaph ter gravering moesten overgele-
verd worden; dan, zeggen wij, zoude men het ons volgaame vergeven, dat wij
de munt, of liever het muntje, van Heer Jakob, dat wij thans gaan beschrij-
ven, eerst op PI. IX in de tweede rei afgebeeld hebben.
JACOB t 1516.
V an spaen zegt omtrent hem (aangevuld uit nijhofe’s Gedenkwaardigheden,
Deel V):
» Jacob van Bronckhorst, Heer van Batenburg en Anholt, nog minderjarig
»1480, met zijne Moeder (zie ook n ijh o e f , t. a. p. bl.'55); komt in 1482
»voor onder degenen die zieh bij den Keizerlijken Hofregter te Rotwijl wegens
a eene onbekende zware misdaad, met andere Heeren, moesten komen verantwoor-
»den (n ijh o fe , t. a. p. Sl. 160). In 1483 verpandde hij aan Johan: van Dom-
» seler en zijne huisvrouw Roesel zijne twee tienden Meerveld en Stroe (nijhoff ,
» t. a. p. bl. 169). In 1484 vergunde hij aan Henrik van Bronckhorst, om uit
» zijne leengoederen twee leesmissen en vier memorien met zielmissen te stich-
19