a zijn8 brieffs, by ons dair van avergegeven heefft, die hyerihede ongekreilctt
a wesen en blyven sail. Mede soe laven wy vbir onss en onsen nakomelingen,
a dat Nicolaus vuxss. mit dese betalunge van den Sleesschat en werdeyngelt,
n Ind Sonderlinge Auss van onss Heeren gnaden , van monster off anders vryen
wen blijven sail, Ind vyell dan In gebreck, dair Got voir zy, Dat laven
wwy hem guetlick, sonder wederseggen op te völgen, sonder all Argelist. In
a orkonde dess soe tebben wy Burgemeister, Scepeneh und Rait der Stat Zul-
n phen onser Stat Segel hyr onder an desen brieff gehangen. Gegeven i n ’t Jair
»ons Heeren M CCCC LXXXI op den . . na Jairsdach.
Het tweede stuk is van dezen inhoud :
wick Nycolaus Nyber, Montmeister, doe koht, Soe als Ick bynnen der Stat
a Zutphen, eyn tyt lanck witpennonge und halve witpennonge geslaigen hebbe,
wdie my van die Eerbaren Arnt Berck en Conrait Schymmelpennynck van der
wStat wegen van Zutphen werdeynt syn, Soe bekenne ick Nicolaus vurss. voir
n mij en mynen erven , offt saick were dat ick' nu off hyer nainails bevonde dat
a ick die vurss. pennonge snoider off anders gemont hadde off doen nionten, Ind
w ick dair voir to tale gesät wurde, Het en were van eyn deel off all, dair van
a die werdeynen dess profels gelts wat van beholden hebben [d. i. uit de munt-
wbus, waarmede de proef gedaan werd] Ind ick oick wat van elck proefell,
wkonde ik dan sulx na Inholt mijner vorschryvonge nyet verantworden, Het en
wwere In eyn deel off all datier anders en snoider gemaekt were, Soe Lave ick
wgeloefflick, als eyn guet man , dat ick die broickeh dair van betalen sail tot
a elcker tyt sulx gevallen off geschict were , na vermoegeh der averdrachten, se-
iigelle en brieve, die ick dair vail gegeven Ind wederomme ohtfangen hebbe,
a sonder wederseggen, Ind sonder all Argelist. In orkonde dess soe hebbe ick
//Nicolaes, Montmeister vurss. mijnen segell hyr ondef op an desen brieff gehaii-
w gen. Gegeven in den jair onss hm duesent vierhondert LXXXI op den Dinx-
dach na nyen Jairsdach.//
Het klinkt vreemd en toch is het waarheid, dat, er sedert den genoemden tijd
ongeveer in geene eeuw een enkele muntslag te Zutphen geschied is. Hoogst
waarschijnlijk moeten wij dus de vroegere muntingen van nicolaas ntbeb
toeschrijven aan groot gebrek aan muntspecien tijdens de beroerten en oneindi-
ge verwarringen, zoo in het Graafschap en de Stad Zutphen, als in geheel
Gelderland, tijdens de mindeijarigheid van Hertog Karel van Egmond.
Misschien heeft het dagvaarden der Stad Nijmegen voor het Kamergerigt te
Spiers, in 1561, ook aanleiding gegeven dat men mede aldaar het oog vestigde
op meer andere steden, die zieh het Muntregt aanmatigden, al hadden zij dit
ook sedert een aantal jaren niet üitgeoefend.
Daaraan althans schrijven wij het volgendo stuk toe, welks mededeeling wij
almede aan de goedheid der Heeren schultz ja co bi verschuldig zijn :
//Extract vuyt zekere missive, bij Cantzier und RaedOn aen Hertonghin-
// ne tho Parma und generale Regentinne geschreven in date den
// xiijdcn Augusti xvc lxiij.
n Ten anderen, genedichste Vrouwe, Alsoé die Burgermeesteren, Schepenen
. // imd Raedt der Stadt Zutphen uiren Secretarium mit brieven van crèdentie,
//oick hier bij gaende onder die letter D., aen ons geschickt, Ende dieselve
wons gethoont heefft zekere brieven van' ladonge ende mandatum inhibitorium
//des voerss. camergerichts, bij bovengemelten fiscaell geimpetreert, die mimte
//betreffende, ende onder, anderen mede op die Stadt Zutphen slaende, als V.
» F. G. vuyt die copie derselver brieven, oick hierbij liggen, mit E geteykent,
//sai believen off tho nemen, Begerende die selve Secretaris van wegen der
//Stadt van ons .to verstaen, hoe sich die Stadt daer inne soll hebben to hal-
// den, und off sij in den eamergerichte sich soll ervinden ende verdedingen
//laeten of niet. Ende diewijle wij zekerlick weten, dat noch bij der Ko. Keij.
//Ma1*- hoichlofficker memorie, uwer E. G. heeren und vaders, noch bij Co.
// Ma18- beide onser allergen. heeren tijden, die van Zutphen egheene munte
a mit allen geslagen als sij oick nijeuwer (dat wij weten) daer bevoiren ge-
" daen, Dan alleenlick, als die vurss. Secretaris (daer op gevraecht zijn) ons
u gesacht, in voirleden tijden gemuntet hebben eenige penninckxkens, weert
»zijn ongeferlick tusschen eenen halven stuver ende drye oirt, derwèllicker
// nog wel eenige te bekomen souden zijn. Ende ons daeromme ende sonder-
" linge soe die stadt Zutphen den eamergerichte niet onderworpen en is, dunckt,
//onder correctie, dat niet gevueglick were, dat sij sich aldaer ergeven sollen.