MARGARETHA t w eö.
Het volgende muntje is mede een sterlingsche denier of penning, gaslagen
door Margaretha, Vrouw van den Berg, weduwe van den Heer Adam I I I , en
düs tusschen de jaren 1354 en 1369.
De voorzijde bevat het wapenschild met vier leeuwen, weder als op dat van
de deniers van den Brabandschen Hertog Jan III. Het omschrift lmdt:
MKBGBSmTf V'R (d. i. Vrouwe).
Kz. Een veraierd krnis, als op de zoo even besehrevene munt. Omschrift:
^ VROWS S VKIiOSß * BSRG' *
Het afkortingsteeken achter het laatste woord is overtollig, als hier met te
pas körnende.
Z. weegt 1,15 w. en is van Zä , als ons mede tot dus verre alleen voorgeko-
men in de Verzameling van den Kolonei de ro ije vau wichen, die bet ten jare
1847 nitgaf in zijn werkje (dat zieh niet in den handel bevindt) getiteld: Eenige
middeleeuwscXe Munten, Noodmmten, enz., onder N" 17.
Hoogst merkwaardig zijn deze Nederduitsche opschriften op eene munt mt de
tweede:helft der veertiende eeuw, en misschien het oudste voorbeeld van een
opschrift in de landtaal op eene middeleeuwsche munt (1). _ ■
Margaretha had geen kroost bij hären gemaal, Heer Adam I I I , die m 13a
overleed, en, volgens de Gesehiedboeken, door zijnen broeder, Heer Willem I ,
öp-evölgd werd. Margaretha stierf, volgens vau spabu (Oordedkun^ge Inlm-
ding tot de Historie van Gelderland, D. I , bl. 3 4 0 -3 4 1 ) , daags voör Paschen,
in het jaar 1369.
Op bl. U van zijn boven aangehaald werkje, zegt de Kolonel de roue:
„ Deze munt van Vrouwe Margriet doet met grond vooronderstellen, dat de-
: (1) Wii zullen echter later in onze Afdeeling: Beeren en Steden mn Ov^esel onder
N” 34, op Ph I I , eene munt van eenen Heer, van Kuinre, uit dezen zelfden tqd, me-
dedeelen mede met Nederduitsche opschriften voorzien.
//zelve door haar geslagen is, tijdens dat zij weduwe was (1354—1369), en
//dat, na het overlijden van hären man» zij in het bezit is gebleven van de
// Heerlijke Regten; en het is alzoo opmerkenswaardig, dat zij niet. als Regexende
//Vrouw van den 3erg in de Geschiedenis vermeld wordt, terwijl het uit dezen
//muntslag blijkt, dat zij wel degelijk als vrouw geregeerd heeft,
/> Soortgelijke achterlatingen sehijnen echter in de pude Gesehiedboeken meer-
// malen plaats te hebben. Zulks wordt genoegzaam bewezen door het wegtaten
//van m e c h t e ld van de lijst der regerende Hertogen van Gebe, niettegenstaande
// een groot gedeelte der landzaten hare zijde hield en gedurende meerdere jaren
//haar als regerende Hertogin erkend had, en dit wordt ten overvloede nog be-
//vestigd door het verdrag van afstand, dat zij in 1379 doet van hare regten
//op het Hertogdom Gelre en het Graafschap Zutphen (1). Hare münten
// bewijzen zulks almede ten overvloede.// Wij deelden ze mede in ons werk:
De Munten der Graven en Hertogen van Geld^rland, ,P1. V , N° 1 en %, en
PI. VI, N* 3—5.
WILLEM I t 1387
N° 1 der munten van Heer Willem I is een Toursche groot.
Deze Heer van ’s Heerenberg was de erfgenaam van zijnen broeder Adam III
misschien echter eerst na den dood zijner schoonzuster , wier munt wij zoo even
beschreven hebben. Willem’s gemalin was Sophia van Byland, Erfdochter van
Johan, Heer van Byland; zij bragt hem de Heerlijkheden van Byland, Millingen
en Pannerden aan, welke laatste zij van het Kapittel te Emmerik in erf-
pacht had (Millingen kan derhalve, volgens t a d am a , geenszins de oudste be-
zitting van het Huis Berg zijn, en Meiegarde moet iets anders beteekenen)*
in 1377 werd hij door den Graaf van Kleef met Awilackerweerd beleend. Hij
en zijn zoon Erederik vergelijken zieh •— alles volgens t a d am a , t, a. p. —
(1) N ijh o fp , Gedenhioaardigheden uit de Geschiedenis van Qelderland, D. III, bl. xx
en volgg.