llfcii:
138 D E R D E CLASSE
t . i Î T.m "de^e pootjes, zyn zwart • en
gelyk de Worm van dit Kevertje zieh met het Sparfie g e ^ s geLert zo'be
d.ent hetzel.e 00k van geene andere fpyze. Al wie deze^Keverties zoî
Fierté; • r ' het Wyfje legt zyne b ^
hiertje , die kogelvormig van gedaante zyn, insgelyks aan het SparLgewa
Ivl TklÎp^ Wormen wederom vooikomerg
lyk ik meermaals aan de Eieren, welken ik dikvvyis vond, befpeiird hebbe
De dof. zwarte GRAS - K E V E R , henevens zynen Worm
en deszelfs Veranäering.
S. r.
TM. V.
l'iS. 1.
Fis.
ne- 3.
4.
20 dia het Gras in de Weiden, in de Greppels enz. met het vooriaar beÄ
gmt te groeien ziet men diergelyke Wormen, als 'er onze . «« I f e e n
Gras dat men Schaaps-garve noemt. De Worm is hierin zyne volkomen
grootte afgebeeld ; het gemeide gras, waarop hy zieh onthondt! I 00k z™"
y Z T kromt hy zieh te zamen e^ val^ter aarde
Zyne lengte beloopt doorgaande een halsen duim, alhoewel 'er 00k z o l
m ken^^nTdltr"''" "rr' f"' 00k veefkoner kSi
ima;ien. De dikte van zyn lyf loopt van vooren en van aehteren fmaller toe •
het IS, benevens den kleinen kop en de zes körtepooten, zwart, eTrnetreele
fp. zen bezet, waar van 'er op de meefte leden of ringen zes geteirworden
vk . zeer langkraam, en by zyne verandering blyf hy gemee«:
yk op het Knud, dat hem tot voedzel gediend heeft, zitteS. H y L a k S
ten dien emde aan hetzelve vaft, met een doorziehtig, wydluftisTrninSnTn
zel, dat maar tut eenige draaden beftaat; en na dat hy ' e r ^ e e S L T bi^.'
nenwaarts gekromd, in gehangen heeft, (zie de L ) barfl 1 ZfmhM
open waar na de Pop die 'er in verborgen zit, dezelve door e eni e b™ egmg
, doet afvallen; deze wordt kort daar na fehoon geel , gelyk ze in d ^ S
Ag. IS afgebeeld, Dezelve heeft, behalve eenige zeer^ed r f , Iwar^put r
en et elyke hamp fp.tzen , waar mede zy bezit is, niet vee m e r k S S ^
Deze Pop blyfc veenien dagen in dien flaat hggen , en wordt ondertusfehen
hoe langer hoe zwarter, tot dat 'er eindelyk de Kever, in d eT« %
sigebeeld, iiit te voorfchyn kome. Zo dra als zyne Vleugeldekzels volwaffen
BER A A R D- K E V E R S. Tai. VI. '139
en zyne leden behoorlyk fterk zyn, heeft hy ook die zelfde dof-zwanekoleur, TAB. V.
die wy aan den Worm zien : hy is wel veel breeder dan de voorgaande, maar
zo rond verheven niet , dat hy onder de half-kogelronden geteld könne wor.
den. Op zyne Vleugeldekzels ziet men veel ingedrukte punten; de Sprieten
zyn teder en lang zonder kolfjes, en hebben, benevens de zes pooten, dezelfde
koleur van den Kever. Het Wyfje legt zyne Eieren gemeenlyk in
de aarde.
De op de groote Bistekn zieh onthoudende SCHILDKEVER,
henevens zynen met Siekeis bezet ten
W o rm en deszelfs
Onder de verfcheiden foorten van Distelen, die , zo by ons als eiders, in 't yr
wild groeien, is 'er geene, waar op ik den Worm , dien ik tegenwoor- ' "
dig befchryven zal, gevonden hebbe, dan op de groote. Op deze Distelen
hebbe ik byna altoos een gahtfeh broedzel van diergelyke Wormen aangetroffen,
die echter niet na by elkander zaten, maar hier en daar aan denzelfden
ilruik verilrooid waren. Wanneer zulk een Worm volwaffen i s , heeft hy de
gedaante van de en z^e pig, ; doeh zyne geftalte is altoos eenerlei, of hy Fig. i.
groot of klein zy, en fehoon hy zelfs eenige reizen vervelle, is'er eehter wei-en
nig of geene verandering aan hem te belpeiiren. Van deze Distelbladeren verteert
hy alleen het bovenfte en onderfte vlies, benevens het daar tusfehen liggende
merg; hier uit ontftaat het, dat men aan dit gewas nu en dan bladeren
ziet, die verfcheiden vlakken fehynen te hebben; maar welken, by eenenaauwkeuriger
befehouwing, een teder of fyn floers gelyken , en niets anders zyn,
dan de door het blad verdeelde en van huid en merg ontbloote aderen. De
Heer FKISCH, die dezen Worm nevens den Kever , in 't vierde Deel zyner
Befchryvinge van allerleie Infeäen enz. insgelyks befchreeven , en op deX^« ïaJ.
afgebeeld heeft, zegt, dat hy denzelven op de zwarte Melde (z/iripfa) , eri op
de roomfehe Salie gevonden heeft, en dat deszelfs koleur , naar maate van 't
gewas, waarop hy zieh onthoudt, verfcheiden is. Ik wille ook zeer wel gelooven,
dat hy dezen Kever anders van koleur gevonden heeft; maar ikkan hem
niet toeilemmen, dat het voedzel daar van de oorzaak zou zyn ; dewyl de ondervinding,
gelyk ik in de Tmeé Claßs der Dagnünders aangetoond hebbe, zodanig
iets tegenfpreekt.
S 2
'^i/îll
' W
iil'i
Mi:,