[511 i
W M M : iNSKCTOliOM AQTJATILWM CLASSISII.
D E R W A T E R - I N S E C T E N. Tab. IV. r w
geworden zy ; en deze zieh, waarfchynlyk door hunne inwendige bewee-Tab. IV.
ging, mitsgaders door den fpoedigen wasdom en 't opzwellen der Waternimphe
, des te eerder iaate fcheuren. Als dan fpringt de huid, eer men 'er aan
denkt, op den rag van 't voorlyf , of het borstfluk, van een; waar na men,
uit deze gemaakte opening, allengskens een witachtig-geel Schepzel te voorfchyn
ziet kernen Gelykerwyze nu de opening in het borst f luk van den Wor m
i s , zo is ook het borstfluk der Wai«rniniphe het gedeelte , dat heteerüe gezien
wordt , en dit maakt , door zyne opzwelling, de eens gefcheurde opening
wel dra zo wyd, dat de kop ook kort daar na, zonder hinder, könne volgen.
Deze eerfte uitkruiping der Waternimphe is zeer klaar te zien in de lo'« Fig. Fis. lo.
der Tab.-, waarin ook de kop en het borftftuk geheel, dochdepootenea
vleugels halfwegen, te befpeuren zyn.
§. 12-
Deze Waternimph begint, terwyl ze allengskens uit de VVorraen-huid te
•poorfchyn komt, alrede toe te neemen, en zo wel in dikte als in lengte te
groeien; maar dewyl ze met vier banden aan die Wormen-huid verbonden
is , zo gaat haare geboorte of voortkoming langkzaamer in zyn werk, dan
die van andere Vlinders. Deze vier banden zyn niet anders dan zo veele
Witte draaden, waar van 'er , aan ieder zyde der Waternimphe , twee gezien
worden , gelyk de lo"' Fig. by de Letters g. en b. vertoonen. Hoe Lett f,
verder nu het Infeft uit deze Wormen-huid te voorfchyn kome, des te tederer
en dunner worden die draaden, waar tegen dezelventerpiaatze,daar
ze aan de Wormen-huid vaib zyn, hunne eerfte fterkte en dikte behouden.
Ik voor my ben van gedachten , dat 'er in deze draaden een nierkteken
van eene wonderbaare befchermende Voorzienigheid te befpeuren is. Want
dewyl de Worm, als hy ter veranderinge zal overgaan, altoos indiervoege
aari het riet, aan 't gras , of aan de rysjes zi t , dat de kop naar boven
ftaa , zo zou het, als 'er die draaden niet waren, ligt können gebeuren,
dat de voortkomende Nimph , nadien ze uit hoofde der zwaarte van haaren
kop en borstftuk , zieh achterover buigt, (zie de Fig) tot haar Kff.
groot nadeel, naar beneden, of op de aarde, of in 't water , viele. Viel
zy ter aarde, en bleef ze, wegens haare nog tedere en weeke ledemaaten,
niet ten eerften dood; zo moeft ze toch den kleinen Rietvinken, welken'er
zeer greetig op loeren , en ze menigmaal reets te vooren opvangen, ten
buit worden; waar mede deze hunne jongen, als met eene hunner zwak.
heid paffende fpyze , voeden ; en viel zy in 't water, dan moeft ze, als
een Schepzel, dat gefchikt is om voortaan , niet in 't water, maar in de
t u c h : te leeven , elendig verdrinken.
13-
¡Ii;': •ll!|
iiiilljli''
iiisjäri,:]
fil
V • ' i S :
iit'r'E"
i| a'jiiiijä
!' iüi'S-ü'Fi!