140
i'i^Ìliii?
•
« '
D E R D E CLASSE
S. s.
TAB,VI. Om dezen Worin recht te leeren kennen, moeten wy de en fie eeiis
wat nader befchouwen. De eerfte toont ons den^elven ..o als l^^ymeen v!
gevonden wordt; te weeten, altoos met eene bruine klont, die hyl l s e e ^ C
v a f t k t r f " ^I k e a a n de beide achterfteenlan^gdef^ten
Ivk de brui'ne Mn ^^ n , na dat 'er naam-
I , ''fgenomen was; dat evenwel niet gemakijk toegaat , nat
ziel t T' i of vuiligheid van den Wo rm, die
fteeW t heeft . Wanneer de Worm zieh daar van ontlaft zo
S d a r n , X h . T " K ^ r f " ftaande , achterdeel,'den
¿ e k ef H ' ' welken dan de
drek blj'ft zitten ; die , genoegzaam tot een bedekzel wordende, hem voor
"»ign-^i^leii komt 'er deafgeleide
huid nog by, die insgelyks aan de fpitzen blyft hangen , en van den Wortn
een tydlang omgedraagen wordt. Wanneer hy van alle vuiligheid g zuiverd
IS plyk de tweede luguur hem vertoont, dan ziet men , dat zyf e Meur
bleek graauwachtig-groen word:, hoewel ze , toen de W o r r n o / , o n £ wa^
" ovaal-rond d o l Z ^ Z ;
I Z f K i ^ « f»" e™ weinig verwulfd
aan de beide zyden plat en fcherp van rand; echter ziet men, dat®het niet te
mm zyne aHeehngen heeft. Den Kop , welke zwart en niet zeer groÖfis
krygt men niet te zien voor dat de Worm kruipt; want buiten dien ®trS h^
denzelven gelyk eene Schildpadde, onder zyn breede en platte lyf t ^ u g ja
zelfs m t kruipen fchuift hy heminenui t ' Van de aan' t lyf z i t t e n K s
pooten IS zo als de Worm hier ligt, byna niets te zien ; het L l k de op de
zyden mtfteekende fcherpe fp.tzen meerendeels verhinderen. Van dLf f p S
zen zyn er, van den Kop af tot aan het achtereinde, op ieder zyde zestfen
ifd de beide laadlen, die aan het^clerft e overgeboogen
lid ftaan u tzonder t , zyn zy bykans allen even lang. Deze Worm is zfer tirZ n l ^ 'kIT' ™ ' ' ' ve r ande r inl e nadert, blyft h^vail
zitten op het blad, waar van hy te vooren zyn voedzel genooten heeft. Voo
zyne verandering vreet hy m twee of drie dagen niets meer, zo al hv ook
L Ä r L ^ t Ä r r i o r ' ^ " ^ ™ Wo r m h „ . d a Ä
§. 3-
Fig. 3. „ Pii- afgebeelde Pop heeft eene gantfch byzondere geilalte
Haar ™orlyf is kort en veel breeder dan het overigl acliterile; befd» zyn ze"
wat plat en door eene diepe inkerving of hals van elkander grfch Wen Het
achterlyf vertoont nu, aan den rand van ieder zyde , maar acht fpitzen, weU
ken
DEK A A R D-K E V E R S. Tab. VI. 14t
ken ook korter zyn, dan die wy aan den Worm gezien hebben; doäh aan 't TAB.IV.
laatfte lid zyn de twee lange fpi tzen, zo wel ten aanzien der grootte, als der
lengte, onveranderd gebleeven. De koleiir is nu meerendeels donker-bruin;
hoewel de met ftekels bezette fcherpe rand, ter wederzyde, zieh iets helderer
vertoone, en genoegzaam een geelen Zoom uitmaake. Het voorfte deel, of
het Halsfchi ld, heeft aan den voorilen rand een breeden Zoom van die zeifde
koleur; en midden door denzelven loopt een dubbele zwarte dwarsilreep. Ter
piaatze daar de beide deelen dezer Poppe zieh met elkander vereenigen, is
eene geele vlak te zien, waar in zieh wederom twee kleiner en donkerer vlakken
bevinden, die 'er ook menigmaal maar een uitmaaken. By zommigen dezer
Poppen is 'er, over het midden der bovenvlakte van 't achterlyf, ook een
geele ftreep getoogen, die echter aan anderen ontbreekt; en daar ziet men,
gelyk aan deze, (lechts 6en paar van zodanige vlakjes.
§• 3-
Na verloop van drie weeken komt de Schild-Kever , dien wy in de 4''= Fig. ng. 4.
zien, uit deze Pop te voorfchyn. De Heeren BLANKAART(in zyne Schaumfhats
der Rupfen, fVormen, Maden ,EFI2.)en GOEDAAKT hebben hem den naam
vangroene Schildpadde gegeeven; welke naam hem ook, zowelinde Wormals
Kever-geftalte, met recht toegeäigend mag worden. Deze Kever is, onder
de overige Schild-Kevers, welken door hunne grootte en koleiiren van elkander
te onderfcheiden zyn, voor zo verre my bekend is , de grootfte. Op
zyne gantfche bovenvlakte is hy bleek geelachtig-groen; doch de Vleugeldekzels,
voor zo verre zy rond verwulfd zyn , en inzonderheid naar achteren,
zyn fchooner groen ; ook ziet men ze, naar de lengte, met diepe ftreepen
dcortoogen; daar benevens hebben ze van vooren aan het borstftuk eene bruine
vlak, die, dewyl ze uit eenige donkerer vlakjes beilaat, eene cierlyke gedaante
vormt. Het borstftuk maakt byna het derde gedeelte van den Kever
uit, en vertoont geen byzondere cieraaden. Zyn gantfche omtrek is een tamelyk
regelmaatig, langkwerpig Ovaal; en als hy niet kruipt, ziet men,noch
zyne fprieten , noch zyne pooten; dewyl hy ze.ftilzittende, gelyk eene Schildpadde,
ingetogen houdt. Ondertusfchen heeft hy zes körte , zwarte pooten,
die aan het buitenfte einde bruin-rood zyn ; en als hy zyne fprieten uitfteekt,
ontdekt men aan dezelven twee kolfjes. De 5 fig. vertoont ons de on- Fig. j .
dervlakte van dezen Kever; welke Figuur doet zien , dat zyn lyf veel kleiner
is, dan men denken zou, wanneer men hem alleen van boven befchouwi:.
In deze omgekeerde Figuur Valien ook de zes pooten, benevens de kleine kop,
zeer duidelyk in 't 00G; en boven dien kan men 'er uitafneemen ,waarommen
dezen Kever by eene Schildpadde vergeleeken heeft. HetgeendeHeerFniscH
van de Eieren dezes Kevers zegt, hebbe ik insgelyks waargenomen. Hy legt
dezelven naamlyk altoos aan de onderzyde der bladeren, benevens en op elkan-
S 3 de r .
Jii
m m