Si
T.«. B,
Fiff. 8,
30 VOORBERICHT TOT DE EERSTE CLASSE
Deze Kever mag wel gehouden worden voor een der zeldzaamden
en fchoonften van allen, welken ik tot hier toe befchreeven hebbe.
D e van het borstftuk zeer afgezonderde kop is plat en breed, en met
een fcherpen rand voorzien, zo dat hy wel naar eene fchofFel gelyke.
Midden op denzelven ftaat een lange fpits toeloopende Hoorn , die
byna recht op gaat, en, even als de kop zel f , zwart van koleur is :
een weinig achter dien hoorn ziet men , ter wederzyde , de twee
kleine bruine Oogen, welken indiervoege geplaatfl: z y n , datzezieh,
z o wel op de boven- aïs ondervlakte, vertoonen. Het Borsti luki s zeer
d i k , en fteekt boven den kophoorn uit ; maar deszelfs uitgehoolde
verdiepingen, mitsgaders deszelfs verheven randen, zyn zodanig gel
l e l d , dat het my niet mogelyk zy, die allen volledig genoeg te befchryven.
Ter wederzyde van dit borstfttik ziet men , naar vooren,
een Hoorn, die van onderen breed, van boven fpits toeloopend, aan
de zyden fcherp en zwartkoleurig is; het zelve heeft ook aan de gemelde
zyden een icherpen, tederen rand, die eene verheven zwarte
linie vertoont; voor 't overige is het zofchoon, hooggoud-blinkendr
o o d , als de fynite roode foelie. Van even diergelyke hoog roode
koleur zyn ook de Vleiigeldekzels, die tevens met veele verhoogdeen
verdiepte ftreepen doortoogen zyn. De gantfche ondervlakte is, be-
Hevens het achterlyf, zwart-bruin ; en die koleur hebben insgelyks
de
p a j . 346. Num. 10. en haait Bronsm's Jm. 43s. T. 43.^0;. j .aanjwaaruithymeUt,
dat dezelve zieh in Jamaica onthoudt; doch ik ben onderricht, dat het vaderland
van dezen zeldzaameti Kever in de Ooliindicn zou iveezen. Byaldien nu dezebeide
berichten waar zyn, rooeft deze zonderlinge foort van Kevers in beide de Indien
fhuis hooren; en wel in twee Waeretddcelen, die door de twee grootite Zeen
zeer verre van elliander gefcheiden zyn! Maar hoe zyn ze van het eene Waerelddeel
in het-andcre gel<omcn, zo deze geweften eertvds riiet nadcr by eikander Belegen
hebben, dan tegenwoordig? Want door het Noordcn , daar deze Geweften
niet zo verre van cllîander gcfclieiden zyn, zullendiergelykelnfcctcniwelkenzich
niet gaerne in koude geweften ophouden, bezwaarlyk den weg derwaarrsgenomen
hebben. En fthoon het mogelyk fchyne te zyn, dat de Eieren dezer Dieren toevallig
door zwaare Orkaanen over den grooten Oceaan gedreeven konden weezen
z o komthet my echter ongeloovcfyk voor, dat dezelven, door dat raiddel, zo verre
en zo onbcfchadigd gebragt zoudenzyn, dat 'er nogeenleevendfchepzeluitzoa
können voortkomen. Doch wat hier van zy, men heeft in dezen voor 't overioe
. Eog aan te merken, dat dit Infeft , zo ten opzichte zynergantfchegeftalte, alsdîe
zyner Footen, eene foort van Meftkevers fchynt te weezen, en zieh vermoedelvk
in den Dfek zal ophoudèn.
KLEEMANN.
D E R A A R D - K E V E R S . 3 '
de zes eenigzins körte pooten; waaraan naauwlyks eenige roodeiche- T., b.
mering te befpeuren is, en aan de voorften wordt men ook het kenteken
dezer ClalTe duidelyk gewaar.
§. 2Ö.
Ten befluite van dit Voorbericht raoete ik hier nog byvoegen, dat
we genoegzaam verzekerd zyn, dat alle deze hier boven befchreeven
Kevers fchoon ze Uitheemfche Infeden zyn , welker herkomft wy
niet hebben können waarneemen, zo wel als de onzen, uiteenWorm
voortkomen. Myne geeerde Leezers zullen my zulks ligt toeftemmen
wanneer ze gelieven te overweegen , dat IVIejuffr. M ERIAN,
in haar Werk van de Surinaamfche Infeften , ten volle beweezen
heeft dat de Indiaanfche Infeften op die zelfde wyze veranderen,
als de onzen. Doch wanneer ik zegge, dat zodanig een Wo rm ook
die kentekens bezit, welken ik van de onzen opgegeeven hebbe,
zouden zommigen wel van een ander gevoelen können zyn; doordien
het hun onwaarfchynlyk mogte voorkomen, dat de W o rm van zulk
een Kever, als TAB. A. I. vertoont , 'er even zo zou uitzien als
de Worm van een ongehoornden Kever. Maar het by ons bekende
Vliegend Hart heeft twee lange hoornen , en echter ziet 'er zyn
Worm, degrootteuitgenomen, over het algemeen niet anders uit,
dan de Worm van een Maikever. Pater CIIARLEVOIX zegt wel,
in zyne Befchryving van 't Eiland St. Domingo, Hißoire de Plsle ST.
Domingue, Tom. I. pag. 45 , daar hy een Neushoorn-Kever befchryft,
dat dezelve, in een afgehouwen Palmboom , eene menigte van gehoornde
Wormen doet voortkomen, welken de Inwooners vlytigopzoeken,
en voor eene lekkere fpyze houden; maar hy is, in de befchryving
van den Wo rm, zo omftandig niet, als in dis van den Kever
zelven; weshalve ik hem, wegens de hoornen, die hy den Wormen
toefchryft, myne toeilemming tot nog niet geeven kan ; ten
wäre hy hun tangen-gebit voor hoornen aangezien hadde; en voor
't overige geloove ik, dat deze Wormen niet anders zyn, dan de
Kever-Wormen, die uit de Eieren van dezen Kever voortkomen.
D e Heer SLOANE handelt in het Il^E Deel van zyn bovengenoemde
Werk, in het Cap. van het II''« Beek, vanzodanige Iti/ecten,