H E R S T E CLASSE
r ,li
Tab. II. gelyk waren; maar wanneer men dezelven by elkander befchouwt, zo blykt
terilond het tegendeel. By onzen Worm is liet grootfte gedeelte vaa 't lyf
naar gerade veel dikker en ronder, dan by den anderen; doch naar den kop
toe wordt hy iet.s fmaller. De koleur van den zak, waarin de fpyze endrek
liggen, toont weinig verfchil aan; en zo is 'er ook in de grondverwe van 't
gancfche Lyf , die. men witachtig-okergeel ziet, weinig onderfcheid te vinden
; maar hy verichilt zo veel te meer van den Mai • Kever • Wo rm , ten
aanzien van den kop. Want deze is aan onzen Worm, nietalleen in evenred
i g t e d v a n de dikte des Lichaams, tamelyk klein, maar ook veel kleiner dan
de kop van den Mai - Kever - W o rm ; by dien was de koleur geel-bruin ,
dan hier is ze geelachtig rood; en deze koleur hebben ook de beide nit kleine
leden befliaande fprieten of voel-armen. De Gebit-tang is hier ook wel
donker-brum, even als aan den Mai-Kever-Worm, maar dezelve is, naaf
maate van den kop veel kleiner; en de ter wederzyde ftaande, en fpits toeloopende
geelachtig-roode vlakken , die wy aan den hals van onzen Cond.
Kever-Worm zien , onfbreeken aan den anderen. De zes Pooten, welker
voorile paar het korttte is , vertoonen mede een baarblykelyk onderfcheid :
want, behalven dat ze aan dezen veel leeniger of bnigzaamer zyn, zo hebben
ze ook aan't uiteinde een kleinen klaauw, die aan den Mai Kever-Worm
niet te vinden is; daarenboven zo haddeii de laatllgenoemden hairen aan die
Pooten, welken by dezen niet te zien zyn. Maar betreifende den opgeworpen
wrong, aan beide de zyden van't lyf , waarin de i8 liichtgaten ter
ademhaalmge gezien worden, dezen ontdekt men aan beide de foorten even
eens ; ook is onze Worm insgelyks met dwarsplooien, dienende ter voortfchuivmge
in de aarde , voorzien ; en zyn gantfche Ivf, inzonderheid het
zakachtige gedeelte van 't zelve, is mede met veele körte, roodachtig-geele
hairen bezet. Voor 't overige kan men onzen Worm. buiten de aarde zynde,
van den Mai-Kever• Worm ook daar door onderfcheiden , dat hy zieh
riet zo fterk te zamen krimpt; echter komt hy met denzelven weder hier
iii overeen , dat hy nooit uit eigen beweeging buiten de aarde kruipt; nadien
hy de open lucht zo mm als de Mai - K e v e r -Wo rm kan verdraagen.
§. e. -
Wanneer onze Worm geheel vohvaifen is, maakt hy zieh tot deaanßaande
verandering gereed : ten dien einde ontlaft hy zieh eerit van alle inwen^
dige vuiligheid; vervolgens kruipt hy wat dieperin de aarde, en vervaardigt
zieh aldaar eene ruime holligheid , in welke hy onverhinderd en gantfch beflooten
kan liggen, Deze holligheid , welke van anderen ook by eene pille
vergeleeken wordt, doordien de Goud-Kever onder de zogenoemde Scarabisäs
pillularios behoort, bellaat echter niet alleen uit aarde; want de Worm
mengt 'er, als hy zieh in zodanig een hollen Boom bevindt, daar hy voorraad
van verrot hout heeft, ook eenig verrot hout onder; en als hy in een
Mie.
B E R A A R D-K E V E R S. Tab. II. <17
Mieren • hoop uitgekomen is , gebruikt hy 'er de daar zynde ilukjes vanwor-TAu. H.
telen en andere fpaantjes toe; zelfs moet hem, behalve de rondsom zichvindende
dingen, ook zyn eigen drek ter vervaardiginge zyner wooninge dienen.
Dit alles lymt hy , door een kleevend flym , die fchielyk opdroogt, te
zamen ; hier door vertoont zieh deze behuizing van buiten zeer ruw en ongelyk
, maar ze is van binnen gantfch glad en efFen, zo dat de Worm, zonder
van iets gedrukt te worden , 'er veilig in liggen könne ; te meer dewyl
dit gebouw door den tyd zo hard wordt , dat het niet ligt open tc maaken
zy. De s"*" I'ig. brengt ons zodanig eene behuizing of pille onder 't oog ;Fig. 3.
en die ze in de natuur wenfcht te zien , kan ze in een Mierenhoop zoeken :
men vindt 'er 's jaarlyks eene geheele menigte, nu grooterdan kleiner. Zommige
der Wormen , die ik t'huis opku^eekte , bellooten zieh in de Maand
Aiiii in zodanige pillen; doch de meeften in Jaiiy en Ja/y ; ook had ik 'er
eenigen , die hunne Wooning eeril in den Herfi't bereidden ; en vervolgens
bleei'en ze den ganifchen Winter door in de geilalte van Poppen liggen.
§. 7.
Dewyl ik nu meermaals eenigen dezer Pillen geöpend hebbe , zo ben ik
gewaar geworden , dat de daar in liggende Wormen nog meer dan acht dagen
in deze behuizing doorbrengen, eer ze in zulke aartige Poppen veranderen
, als de 4'= fig. 'er ons eene in eene geopende Pille vertoont. Vermits ß j . 4.
de Wormen, als boven gezegd is, van verfchillende grootte bevonden worden
, zo zal zieh niemand verwonderen , dat ook de Poppen in dit opzicht
onderfcheiden zyn. Haare koleur is in 't begin even zo helder als de koleur
van den Worm ; doch na eenige dagen verändert dezelve, en alsdanwordt
het lyf helder - g e e l ; maar de Kop , de Vleugelfcheeden en de Pooten , zyn
iets donkerer, en meer roodachtig-geel. Wat voor't overige de gefteltenilie
der Leden, en derzelver ligging betreft, zulks is uit de afbeeldlng zo duidelyk
te zien, dat ik het niet noodig oordeele , den genegen Leezer , met
eene wydloopiger befchryving, daaromtrent op te houden. In deze i^''Fig.
is de Pop afgebeeld als van onderen te befchouwen; doch de Fig toont/i^. 5.
aan eene grootcre foort, hoe zy 'er op den rüg uitziet; waaromtrent aan te
merken ftaat, dat men, op het helder-geele halsfchild , ter wederzyde een
ronden bult gewaar wordt, welken ook alle de Poppen van deze foort met
elkander gemeen hebben. Het donkere achterlyf is op den rüg met plooien
voorzien, en op zyde vertoont zieh een helder-geele wrong , waarin de
luchtgaten ilaan. Vermits ik maar eens zulk eene groote Pop gehad hebbe,
en dezelve, om ze af te beeiden , te lang buiten de aarde moeii houden , is
ze naderhand bedorven, voor dat ze de Kever-gedaante aannam : de anderen
, waarvan ik eene tamelyke menigte in iliai en Ja/iy gekreegen had ,
Veranderden, na vier of vyf weeken liggens,. gelukkig in zo veele Kevers.