„»3S TV V E E D E C L A S S E
T M . X I I , f t r e e p e n vercierd; maar gemerkt dezen aan 't körte voorlyf niet zo menigvuld
i g zyn, zo vertooiit zieh dit iets bleeker. Even zo is 't ook gelegen met den
k o p , die aan deze foort veel grooter, dan aan de voorgaande, en byna van ged
a a n t e is als die der Springkhaanen De beide oogen z y n , wegens hunne groott
e , zeer duidelyk te zien; en boven dezelven ileekteen paar kört e e n z e e r dann
e fprieten uit. Van boven is de kop in de lengte met ettelyke dünne ftreep-
]es betoogen; en 't voorlyf, waar onder de zes tedere pooten hunne inleding
h e b b e n , vertoont op zyne boveiivlakte , ter piaatze van de vleugelfcheeden,
i l e c h t s eenige Ichubbenvormige biaden.
Aan de zes eerfle en dikRe leden van 't achterlyf hebben de kichtvinnen of
v e d e r e n , ter wederzyde, haare inleding : dezen zyn twaalf in getal , derwyze
g e f c h i k t , dat'er op ieder zyde zes ftarai. Zy hebben allen bvkans eenerieie
g r o o t t e , zyn in gellalte den Visfchiibben niet ongelyk , en daar by zeer dun
e n doorzichtig. In 't zitten houdt die W o rm, even z'o min als d e v o o r i g e , dez
e vederen ftil; hetwelk, indien ze tot de ademhaaling iets toebrergcn, ook
n i e t wel anders weezen kan; want die bemeeging fchynt daaromtegelchieden,
o p dat de uit - en ingang der lucht 'er door bevorderd worde. Hetoverigevaii
'c^ lyf loopt naar achteren fcherp toe ; maar het einde heeft zulke hairfpitzen
n i e t , als men by den voorigen Wor m gezien heeft; raen wordt by dezen in
t e g e n d e e l drie Roeivederen gewaar , welken ik te e e rde r 20 n o eme , c m dat ze veel
o v e r e e n k o m f t hebben met de vederen van eene pen, en driefteelenvertoonen;
v a n welken de middelft e ter wederzyde , en de twee anderen alleen aan de bini
i e n z y d e met vederen begroeid zyn. Zy loopen voor en achter ipits t o e ; in 't
rcidden , daar ze het breedile zyn, hebben ze eene witte koleur , dochdefteel
i s daar zwar t , waar tegen al het overige okergeel is. Zy ilaan alle d r i e in eene
v l a k t e nevens elkander; en in 't Zitten maakt de Wo r m , door het op- en ned
e r b u i g e n van zyn lyf, eenige beweeging met dezelven- In 't zwemmen is hy
z o fiiel als een klein Visje ; en hy, die dit I n f t ñ niet kent , en 'er een gantf
c h e n zvverm van aan den oever ziet, zoii denken dat hy een fchool jonge Visj
p z a g . ^ Wanne e r de tyd hunner verandennge nadert , komen ze, even als
d e voorige foort, allengskens nader aan de boienvlakte van 't water; hetwelk
g e m e e n l y k in de maand Mai gefchiedt ; alhoewel 'er ook eenigen wat laater,
e n zommigen eerll in den Zomer te voorfchyn komen.
§. 8.
fíg. 5. In de Fig. zien wy zulk een W o r m afgebeeld, zo als 'er het gevleogeld
S c h e p z e l , of het H a f t , uit voortkomt; en fehoon' t zieh niet geheel van de
h t i l z e o n t d o e , voor dat zo wel de vleagels als het lyf hunne behoorlyke hardh
e i d
DER W A T E R-I N S E C T E N. Tab. XII. 2 3 3
h e i d hebben, zo gaat nochtans deze verandering zeer fpoedig voort. Mee- Tab.Xir.
r e n d e e l s h a t het uitgekroopen Haft de ledige Wormen-hui d in 't water liggen;
r n a a r zomtyds kan hy 'er zieh niet geheel van ontflaan, het welk hem echter
niet belet, zieh door de vlucht uit het water te heffen, zieh hier of daar aan
t e zet ten, en dus de huid af te flroolten. De Heer F r i s c h , by de befchryv
i n g van eene foort van Oeveraas, van den oorfprong des naams Haft fpreek
e n d e , en onder anderen gezegd hebbende, dat die benaaming daar uit ontftaan
is, om dat ze zieh aan de geteerde Schepen heften, of daar aan hangen
b l y v e n , zo vervolgt hy aldus: boe-Jiel de meeßen daar vanßeclitsiuidmzyn ¡want
ze zyn my dUtwyls op de hmd komen zitten; hebben daar mg eens van huid ycranJerd, en
ook die huid laasen zitten; dit is iets, dat men anders van geen gevleugeld Schepzel
zien zal; dat het zelue nog eens met vieugels en al mn huid verändert, na dat bei al
in de hebt gevloogen heeft. Toen ik dit in zyne befchryving van allerleielnfect
e n &c. achtfte Deel , pag. 30. las , terwyl ik teffens will:, dat de Wormenhuid
menigmaal aan het Haft blyft hangen, wanneer hy weg vliegt; zo dacht
i k , dat de Heer F r i s c h zieh vergiil had, door de W o rme n - h u i d , vooreene
t w e e d e v a n ' t gevleugeld fchepzel afgelegde huid, aan te zien; nademaal ik
n o g nooit iets diergelyks vernomen had. Maar dewyl ook andere opmerkzaam
e en naauwlettende Natuiirkundigen deze byzonderheid van 't Haf t beweer
e n , gelyk wy in 't vervol g zullen zien; zal ik die zaak zo lang onbeflift laat
e n , tot dat ik door eigen ondervinding hier in eenige zekerheid erlange. Tot
n u toe, moete ik zeggen, kernt het my zeer onwaarfchynlykvoor ,inzonderh
e i d dewyl ik weete, dat zommigen van 't O e v e r a a s , voor hunne verandering,
u i t het water , by een Wand of ander lichaam, opkruipen, en dan eera,met
a c h t e r l a a t m g m a den Balg , wegvliegen. Diergeiyke Balgen , of Wormenh
u i d e n , hebbe ik veel maalen gezien; maar 'er nooit een gevonden, waar aan
i e t s te befpeuren was, daar de vieugels in gezeten hadden.«
5- 9-
L a a t ons na dezen uitflap ons gevleugeld fchepzel zelve in de (5'= Fig wat fig. S.
n a d e r befchouwen ; wanneer wy terftond zul len z ien, d a t , gelyk deszelfs Wo r m
v a n den voorigen verfchilde, nu ook het Haf t een merkelyk onderfcheid laat
b e -
• In de volgende verzamding van Springldiaaiieii en Krekels, by de befchryving van den Ameneaanfclien
Lantaarndraager, twyffelt de Heer Röfil in de ¡¡slle §. ook nog aan de waarheici
dezer zaake. Oiidermirehen moete ik bekennen, dat, fdioon het zeldzaam en ongeloovelvl:
fchyne, dat een gevleugeld Infeft noginaals van linid jou können veranderen ziilks niet te
min by t Oeveraas gefchiedt; en wel in diervoege , dat zominigen derzelven naderhand ook
onder eene andere koleur verfehynen. Doch of zodanig Oeveraas te vooren reets zo volkoraen
zy, dat het hebbe können paaren-f is eene vraag die ik nog niet met zekerheid kanbe-inrwoorden.
Nochtans oordecle ik 'er het Iiifea, na die verandering van huid , eerü bekivaain
, ^ ^ „ Kl e e j i a k n .
ar/i Deels ißt Stüh G g