'il
170 E E R . S T E CLASSE
TAB. IV. donker-brmn gelyk te vooren ; hoewel 'er nu op ieder ring , den hals en 't
laatfte lid uugezonderd, vier zwarte punten te befpeiiren zyn. Deondervlakte
IS helder oker-geel , en van deze af loopt 'er over alle de inkervingen der
leden , overdwars, een boordzel, dat iets helderer is dan de koleur van den
rug._ Het lyf loopt van achteren fpitzer toe dan van vooren ; en aan 't einde
van t fpitee achterdeel zit een paar nederwaarts geboogen hoekvormige bruine
fpitzen, die echter niet hard, maar teder en week zyn. Aan ieder der Zeven
ringen, die op het laatfte lid volgen, ziet men ter wederzyde een vezelig
punt, gelyk een doorn, dwars uitfteeken, dat eigenlyk niet anders is dan
eene vin-veder, waar van 'er onze Worm 14 heeft , die van dezelfde koleur
zyn als de riig. De Kop is langkwerpig en plat, van vooren breeder dan omtrent
den hals; op ieder zyde ziet men een zwart punt, en Over'tmiddenloopen
twee ftreepjes van die eigenlle koleur. Deze Kop is, met eene tamelyk
Iterke Vangtang, gewapend; en ieder deel van dezelve heeft, behalve de ui-
. terfte gekromde fpitzen , van binnen nog twee fcherpe tanden , byiia als de
hoorn van een vliegend Hart; waar van wy verder by de befchryving van den
yolwalTen Worm zullen fpreeken. Voor 't overige zyn de 6 pooten van dezen
Worin niet zeer lang, geel van koleur, en zeer dun. Onder het water gaat
F/e. 5. by gaerne ergens aanzitten, en wel veeltyds in die geftalte, als de 5<!sFig. vertoont;
dat naamlyk de kop naar beneden , en het achterdeel naar boven körne
te ilaan; wanneer hy ook dikwyls , met zyne achterlle punten, de opper.
ylakteyan "t water bereikt , en , gelyk zeer waarfchynlyk is, door dezelven
lacht fchept.
§. 8.
Onze VVor.Ti behield de bovengemelde grootte en huid niet langer dan 7 of
b dagen; na verloop van dien tyd verwiffelde hy andermaal, en toen zag hv
er byna wit uit: doch dit duocde pas een halven dag, of hy wasaldonkerer;
hoewel hy de voorige donkere koleur niet weder kreege ; en deze koleur be-
Eg. 6. hield hy tot dat hy zyne volkomen grootte bereikt had , zo als hy in de 6 * Fig
onder t 00g gebragt is. Zyne lengte beliep toen ongeveer 1 ^ duim. De kop
bleet met zyn groot takkig tanggebit oker-geel, en zyne overige deelen lieten
zieh toen veel beter en daidelyker onderkennen , dan te vooren. Hier door
ontdekt men nu tulTchen de vangtang , voor aan den kop , een zuigpunt, dat
eenigzins breed en ftomp is; en waar aan van vooren nog een kleiner deeltie
zit, het welk de Worm uitfchuiven en intrekken kan. Van onderen de gemelde
Vangtang komen vier tedere geele fprieten te voorfchyn, waar van de
twee buitenften langer zyn, dan de beiden daar tuffchen ftaande. Verder ziet
men ook op den kop, in het midden, eene zwarte langkwerpige vlak, welke
yan vooren als eene Vierkante mit eindigt, daar benevens wordt men insgelyks
ter wederzyde de oogen gewaar ; die uit ettelyke zwarte puntjes te zamen
DER W A T E R.-I N S E C T E N. Tai. IV. 1 7 1
Itien gefleld zyn. Vermits de langkwerpige en platte kop reets uit zichzelve TJB.IV;
opwaarts gekromd zy, zo is 't geen wonder, dat de Worm denzelven altoos
indiervoege draagt: het daarop volgende Halsfchild is rond verheven, bruin
van koleur, boven dien met zwart - bruine gekromde ftreepen getekend , en
cok met diergelyken aan 't einde geboord. De boven vlakte van den rüg is
merkelyk van de onderplakte des lyfs onderfcheiden ; en nademaal de verheven
ringen van 't lyf diepe inkervingen hebben , zo ziet men ook eene zeer
fcherpe affneede van de beiderleie koleuren. De bovenfle is bleek bruin - achtig
graauw, de onderfte bleek graauwachtig-wit; doch deze beide alzo gekoleurde
deelen zyn doorzichtig. In de bovenilen kan men de zwarte punten nog
befpeuren, welken by den jongen Worm reets waargenomen zyn; doch nu is
'er, tuffchen dezelven, in't midden, ook eene donkere liniegetoogen, die zieh
tot aan den zevenden ring uiiilrekt; op de drie volgenden ziet men eene breede,
gekromde , geelachtige linie, die aan 't laatfte lid eindigt; en dewyl het
zeer duidelyk blykt, dat 'er in dezeU'e eene beweeging, gelyk die van eene
Pols-ader, is, zofchynthet, als of hier in den grooten Worm nog een kleiner
Worm leefde. De veertien weeke en takkige zwem- of vin-vederen, die
ter wederzyde dwars afffaan, welken de Worm naar believen in 't zwemmen
ter zyden uit of naar achteren , en ook naar boven beweegen, of aan 't lyf leggen
kan, zyn nu niet meer bruin, maar wit-graauw: dus zien 'er ook de tedere
, aan 't achtereinde zittende en binnenwaarts geboogen haakfpitzen uit;
maar de zes pooten zyn nog geel, zo als ze te vooren waren ; en aan de twee
eerfte leden of ringen hangen, in plaats van vin-vederen, ettelyke hairtjes op
een punt te zamen.
In 't zwemmen draagt onze Water - Kever - Worm het Ipitstoeloopende achterdeel
van zyn lyf, dat aan 't einde (lorap en zwart bezoomd is, nog hooger
opgeboogen dan den kop , gelyk de 6'' Fig. vertoont ; doch dat hy fnel van
beweeging zou zyn , hebbe ik niet können befpeuren. Wanneer onze Worhi
ftil en in ruft zit, loert hy gemeenlyk op zynen roof; komt hem dan een Infeél,
dat hy oordeelt te können bemagtigen, te na, zo fpert hy zyne Vangtang
wyd van een, en zoekt hetzelve voorzichtig en behendig te betrappen.
Als hy 't in zyn geweld heeft, verteert hy 'er niets van onder water, gelyk de
andere Wormen doen ; maar hy klimt by het vafte lichaam, waar op hy zit,
in de hoogte; (zie Fig. 7.) indiervoege, dat hy met zyn kop en den geroof Flg. j.
den buit boven de oppervlakte van 't water kome. Als dan drukt en kwetst
hy het gevangen Infeft met zyne takkige tang dermaate, dat'er, nadathy'er
al het fap uitgezsogen heeft, niets anders dan de bloote huid van overblyve.
'I'erwyl nu onze Worm op die manier zyne fpyze verteert, kan een opmerkzaam
befchouwer zeer duidelyk befpeuren, dat het tongenvormig fpits, het
wel