40
TAD. r.
Fig. 7.
Rg. 8.
E E R S T E CLASSE
I I .
B E K
Nd dat nil ons tiifefl zic'i vier Jaaren lang, en wel den meellen tyd als
W o r m , in de aarde onthouden heeft, komt het ten laatfte, gemeenlyk inde
maand Mai, 00k wel wat vroeger of laater, naar maate dat het weer warmer
o f koLider is, in zyne Kevergellalte te voorfchyn. Al wie onitrent dien tyd
eene wandeling doet , en 'er op letten wil, zal, inzonderheid tegens den
avond , befpeuren , dat ze hier en daar , op zodanig eene wyze als in onze
Fig. verbeeld wordt, Liit hanne onde wooning te voorfchyn kraipen. Mierom
vindt men ook, de gantfche maand Mai door, hier en daar, naar gerade
dat het getal der Ivevers in dat Jaar groot is, op de vaílgetreeden voetpaden
veele diergelyke ronde gaten, gelyk ds 8''= f¡g. vertoont.
Vermits het nu bniten kyf is, dat onze beide foorten van Mai - Keversbeiirtsw
y z e , het eene jaar om het andere, te voorfchyn komen ; dat in dit jaar de
roodfchildigen , en in het andere jaar de zwartfehildigen ingrootermenigtege.
vonden worden; en dat ook myne navorfching my geieerd heeft, hoedelVIai-
Kever, van't Ei af, eerll na vier jaaren volkomenworde, zomeeneiktekönnen
voorfpellen, dat'er in het tegenwoordig loopende jaar 1/44.. {^•'^¡anueer ds
Heer Röfel dit fchreef;'] weinig, en wel zwartfchildigen , voor den dag zullen
komen. Want toen in 't jaar 1740. de zwartfchildige Keversverfchynenmoei
l e n , dnurde de Winter ¿0 lang, dat eenige velden nog in 't laatft van Md
inet Sneeuw bedekt lagen, en dat 'er op zommige piaatzen , daar de ilraalen
der Zonne niet komen konden, in 'Juny en Ja/y nog Sneeuw en Ys te vinden
was. Hier door konden de Kevers op den gewoonlyken tyd niet uitde Aarde
Itoden
dood mocten bckoopen. Dczc nu zo onverwiiclit te voorfchyn gekonlen Mni - Keyers waren
, zo veel als ik 'er ter dier tyd magtig koiide worden , meerendeels met roode Schilden
v o o r z i e n ; en het daarop volgende Voorjaai' van 17C37., leerde my, dat ik in myne meening
niet bidroogcn was; denkende dat die van den voorigen üerffl geen nabroedzels, maarzodaiiigen
inoerten geweeft zyn, die voor den geu'oonlyken tyd lyp geworden , en deswegen te
•in-oegtydig te voorfchyn gekomen waren; en dat we derbalve in het daarop volgende J;
fehlen ecne groote menigte van dezelven zouden krygen. Wa
ten werden , in dit zelfde A^oorjaar , van eene zo ongeboordi
Kevers bezocht, dat de takken door derzelver zwaarte moeiler
ik als iets byzonders op , dat zy , die in de Bi
mis-
Boomen in onze^ Gewesen
verbaazende menigte dezer
buigen. OndertulTchen merkte
onzer Stad gcvonden wierden,
meerendeels riodfchildigen die zieh op het Land aan^de Eike - , Wi lge- , Elfe- en andere
Boomen onthielden, integendeel meeft zwartfchildig waren. Gevolglyk ben ik nog niet volkomen
overtuigd, dat 'er eene beilendige en jaariykfche verwifleling in de verfehyning derroocien
zwartrchildige Kevers zon plaats vinden. Alhoewel ik ook de oorzaak niet weete te zegg
e n , waaroni 'er in de Boomgaarden meell roodfchildigen, en integendee! op het Land meeft
^iwartfchildigen gevonden wierden: ten wäre, dat de verfcheidenheid van 't voedzel, 'twelkze
o p het Land in de Wjldernis en onder het Gras genieien, hun die zwarte Icolenr byzettcde.
K L E E M A N N .
A A R D - K E V E R S . Tab.l. 4Í
zetten, m dit _ den eerften Jugiiflu^. Men magdeAalderzelven
kreeg ik in > f ' ¿¡^ j a a r , op goeden grond befluiten,
v e , nit het geringe ge^a de Kevers an d t^j fe^ „„g^omen zyn; en
dewyl deze Keve zieh «naer ae aa _ o^iyk können 'er ook in het
jyk dat ze veele hieren binden zyn. Dat het ook hiermede
¿ m e l d e jaar "'et veel zwartfc^iildigen te^ ^^ ^^^^^^^^ . ^ ^ ^
zo (gelegen is '^ ¿ " ^ e l e n , dat een iegdyk Infeft niet meer dan éei,
• jaar 174° was ik nog van . deed my gelooven , dat
tot ^y"volkomen wasdom nood g ^ , f^^ilhet
volgende jaar ons maar weimg ^e rwonde r ing , kwamen de roodgen,
zouopleveren. ° j^s In het volgende jaar wierden ook
| h i l d i g e n i n ^ ^ '' kat^ verloopen jaar 17«
de f B y a l d i e n nti dit laatfte broedzel . naar des He-
' ' l ' f t S k k n ^ n ä r d o o r een al te heeten Zomer, noch door een al teftrenmels
Ichikkmg, , hehhen wv in 't ¡aar 1747 wederom eene
groóte , zal ik niet nalaaten , de oorzaak myner
: T a t g ^ ^ o t e l l l s mSelTl^zy; aan :e toonen, en myna begtiuftigersoiu
, verfchooning te verzoeken *,
< . Hoe Setfonw duidelyk eii uitvoerigook de Heer Rifil hier, 'boven aUe andere '"f'^it^'O";
derzoe - r die ™or\em gefehreeven hebben, de vcortkoraft en wyze der verandennge van
even befchreeverl en hoe zeer by zieh beyvcrd hebbe om n.et m.stetaften ; zo
heeft hv echter, myns oordeels, zulks niet geheel können ontgaan. -Warn hy zegt J i. 2.
7o en i ' uitdrukkelyk, dat 'er onder de Mai-Kevers tweeerle.e vericheiden foorten zyn ,
: S Ä hSii ri^i^rsrnro^it^i^ Ä - ^
S r o p S e r S ; en daar by wa.rgenomen, dat werkelyk zwartfchildige Mannetjes nret rood- S Ä i^ S Ä Ä Ä
v^le de Heer Röfel zieh hier nechts, door eene toevallige beiirtswyze verfchynmg der roode,
i zwartfchildige Mai-Kevers, heeft katen verleiden, om ze voor iweeerleie foorten te hotiden.
Indien eihter myne ondervinding nog twyffelachtig mogte voorkomen, yei'zoeke ik, dat
men zieh, door eigen waarneeimngen, daar van nader overttuge.
K L E E M A N
Si/ä Diel! líe Stil!:.